703 Samenwerking zee- en luchtstrijdkrachten. (Marineblad, Februari 1938). In het vervolgartikel over „Commodore Tyrwhitt", wordt o.m. de wor dingsgeschiedenis van de samenwerking tusschen zee- en luchtstrijdkrachten (gedurende den wereldoorlog) behandeld. Het artikel is te uitgebreid om er een resumé van te kunnen geven heeft overigens ook voornamelijk histo rische waarde. Onze belangstelling wordt eerst recht gewekt bij lezing van de nabe trachting van den schrijver (Jhr. H. A. van Foreest, L.t.z. Ie kl.), waarin hij o.m. de vraag stelt of er in onze dagen een principieel onderscheid bestaat tusschen de wetten, welke den zeeoorlog en die welke den luchtkrijg beheerschen. M.a.w., gelden de stellingen van Douhet meesterschap in de lucht, bevochten met een onafhankelijke luchtmacht van uitsluitend bommenwerpers en uitgeoefend door vernieling achter het front gesteld dat deze te land opgaan, ook boven zee Zoo ja, zal dan het vliegtuig van de toekomst het oorlogsschip geheel verjagen en vervangen Zoo neen, blijft ook thanseen vruchtbare liaison denkbaar tusschen drijvende en vliegende strijdmiddelen, samengevat in en overkoepeld door één deug delijke maritieme organisatie S. acht het onvruchtbaar om hier een apodictische uitspraak te doen en dat zijn we met hem eens. Alleen zouden we willen opmerken, dat het probleem niet geheel zuiver gesteld is. Ook al neemt men aan, dat onder bepaalde omstandigheden Douhet gelijk zal hebben, zoo sluit zulks in geenen deele uit, dat er daarnaast een vruchtbare liaison mogelijk is tusschen drijvende (ook rijdende of loopende) en vliegende strijdmiddelen. Alles hangt af van de omstandigheden, die vcor een groot deel door het optreden van den vijand worden bepaald. Strategie (ook in de lucht) is immers „ein System der Aushilfe" O.i. wordt, bij vele der beschouwingen over dit vraagstuk vergeten, dat wij de toe te passen wijze van optreden slechts voor een deel in eigen hand hebben. S. is voorts van meening, dat de ervaring van 19141918 ons „twee vormen van zee-luchtkrijg (doet) onderscheiden, maar dat die op een beperkt of uitgestrekt terrein wordt gevoerd. Wij kunnen ter bekorting van Kustzee- en Oceaan gebied spreken. In het eerste heerscht de kustvliegdienstop den oceaan verkeert de autonome vliegbcot naast het ingescheepte zee- of wielvliegtuig." Kunnen wij ook met deze uitspraak accoord gaan, zulks geldt zeker niet voor wat betreft de toepassing Want die is dat o.m. de zee, die onze Nederlandsche kust bespoelt, is aan te merken als kustzeegebied, doch dat mirabile dictu „de wijde zeeën van onzen Indischen Archipel" den Oceaan vertegenwoordigen. Met zulk een „stap-hink-sprong" komt nu de S. waar hij wezen wil, n.l. dat dus ook voor Nederlandsch-Indië boven vermelde regel voor het oceaangebied zou gelden. Hij zal ons wel ten goede willen houden, dat vrij deze acrobatiek niet kunnen volgen. R. Landsverdediging. De 25 Maart j.l. voor de Ned. Ver. t.b. der K.W. door den kap .v.d. Gnl. Staf K.N.I.L. leeraar aan de H.K.S. P. G. Mantel gehouden voordracht betreffende „De harmonie in de weermacht in Ned.-Indië (Zie I.M.T. 1938 nr. 5 blz. 493 e.v. en id.nr. 6, bl. 511 e.v.) heeft de ter vergadering aan wezige Marine-officieren, blijkens het debat dat op de inleiding volgde, aanleiding gegeven tot verschillende opmerkingen. Kap. t/z C. E. L. Heljrich directeur van de Hocgere Marine Krijgsschool, legde in zijn debat den nadruk op de z.i. noodzakelijke strategische en tactische samenwerking van de luchtmacht boven zee en boven de kusten met de vloot op zee en aan de kusten. Een dergelijke samenwerking zou slechts kunnen worden verkregen door „maritieme" scholing en ervaring

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 91