Het door stippels aangegeven blikveld is opgenomen terwijl de horizontale middellijn der oogglazen zich iets beneden de oogen bevindt (zie V.G.A. blz. 8, punt 4 (b)). Het gestippelde veld geeft het blikveld aan, bij een goeden stand van het gelaatstuk, de geharceerde oppervlakte daarentegen geeft het uitbreiding van het blikveld aan, wanneer het gasmasker naar boven en links is verschoven. Hieruit blijkt, dat door een verschuiving van het gasmaskergelaatstuk naar boven en links het nasale gedeelte van het blikveld wordt uitgebreid. HET RICHTEN MET GEWEER EN KARABIJN ONDER NORMALE OMSTANDIGHEDEN. Bij het richten liggen doel, korrel en vizierkeep in één rechte lijn (richtlijn). Men is gericht wanneer de beelden van deze punten worden gevormd op de fovea centralis (de plaats van het scherp zien) van het netvlies. De gezichtslijn is een lijn, die het fixatiepunt verbindt met de fovea centralis en gaat door het knooppunt. Zij valt nagenoeg samen met de bliklijn, die het fixatiepunt vereenigt met het draaipunt van het oog. Bij het geweer- en karabijnschieten wordt gericht met het rechteroog en wordt het linkeroog gesloten, terwijl het hoofd en de oogen een stand innemen, waarbij de gezichtslijn samenvalt met de richtlijn. Het V.S.I. geeft geen bepaalden stand van het hoofd aan, welke tijdens het richten als een „normalen" stand moet worden beschouwd, omdat er verschillende individueele ver schillen zijn, die op den stand, welke tijdens het richten wordt aangenomen, invloed uitoefenen. Het is echter opgevallen dat bij het richten wordt gebruik gemaakt van het bovenste nasale quadrant van het blikveld, terwijl het overige gedeelte hieraan geen deel neemt. Het is ook aan de schutters bekend dat zij richten langs den neusrug. Men kan dit door middel van een voudige proeven aantoonen. Eenige proefpersonen worden voorzien van een bril, waarin aan den linkerkant een ondoorzichtig glas, rechts een normaal glas is aangebracht, terwijl wordt gezorgd, dat de bril zoo wordt ge plaatst dat tijdens het richten de proefpersonen er geen hinder van ondervinden. Hierna wordt het rechter glas gedeeltelijk door kleefpleisters bedekt en den proefpersonen opgedragen te richten. Deze onderzoekingen leveren de navolgende uitkomsten. 1. Wordt het rechter glas in 4 quadranten verdeeld, waarvan er 3 worden afgedekt, zooals in afb. nr. 1 is aangegeven, dan ondervindt het richten geen moeilijkheden. De proefpersoon kan in staande, knielende en liggende houding richten en ondervindt van de afdekking van de drie quadranten geen bezwaren. 77 3

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 61