en wordt den proefpersoon gevraagd te richten, waarbij het
volgende is gebleken.
1. Het oogglas is niet afgedekt (nr. 7).
Het richten is alleen mogelijk door het aannemen van een
gekunstelde houding, welke aanleiding kan geven tot het ontstaan
van gaslekken.
2. Uitsluitend het bovenste nasale quadrant is afgedekt (in
nr. 8 geharceerd).
Het richten is zeer moeilijk, bij vele proefpersonen onmogelijk.
3. Het bovenste nasale en de bovenste helft van het onderste
nasale quadrant zijn afgedekt (in nr. 9 geharceerd aangegeven).
Onder deze omstandigheden is het richten niet mogelijk.
4. Er zijn drie quadranten afgedekt. Uitsluitend het bovenste
nasale quadrant is vrij (nr. 10).
Het richten geschiedt in den onder 1 aangegeven stand.
5. De beide temporale quadranten en de helft van het onderste
nasale quadrant zijn afgedekt (nr. 11).
Het richten geschiedt overeenkomstig den onder 1 aangegeven
stand.
6. Is het geheele oogglas afgedekt, uitgezonderd de bovenste
helft van het onderste nasale quadrant, dan is het richten zeer
moeilijk en eischt het langdurige oefening.
Uit deze proeven blijkt, dat het richten van personen, die een
gasmasker in beschermingstelling dragen, geschiedt door het
bovenste nasale quadrant van het rechter oogglas en dat het
overige gedeelte van het glas hierbij van geen beteekenis is.
Is het bovenste nasale quadrant afgedekt dan kan door sommige
personen met veel moeite worden gericht door het bovenste
gedeelte van het onderste nasale quadrant.
Uit andere proeven blijkt verder dat niet het geheele bovenste
nasale quadrant noodig is voor het richten, maar slechts een
gedeelte. Om dit aan te toonen worden de beide temporale qua
dranten en de helft van het onderste nasale quadrant afgedekt,
776