van het blikveld naar boven en nasaal plaats heeft. Geschiedt dit in een gasatmospheer dan ontstaan gaslekken en buitenge- vechtstelling. Tijdens het richten in de gedwongen houding wordt, zooals wij hebben aangetoond, uitsluitend het periphere gedeelte van het bovenste nasale quadrant van het oogglas gebruikt, terwijl het overige gedeelte van het glas kan worden afgedekt, zonder dat de schutter hiervan hinder ondervindt. Hieruit blijkt dat de stand van het oogglas zeer ongunstig is voor het richten en dat een verplaatsing hiervan naar boven en nasaal, een aanzienlijke verbetering in de uitkomsten der schiet oefeningen kan geven. De in het voorafgaande opgesomde moeilijkheden tijdens het richten zijn bij moderne legermaskers van verschillende herkomst vastgesteld en overtreffen in vele gevallen de bezwaren, welke optreden bij het in beschermingstelling dragen van een gasmasker van het Kon. Ned.-Ind. Leger. Er zijn echter ook gelaatstukken, welke in dit opzicht beter voldoen. Bij de constructie van een nieuw gelaatstuk dient in de toekomst met het bovenstaande re kening te worden gehouden. 778

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 66