789 De doelstelling van onze weermacht ter zee, vervat in de Grondslagen van 1927 werd aangepast aan de toenmaals gedachte vlootsterkte m Indie en moest dus een bescheidene zijn. Thans zijn de gevaren voor onzen Archipel veel grooter geworden en nu zou de doelstelling een beletsel vormen om het zware slagschepenmateriaal aan te schaffen, dat het eenige is, waarmede een afdoende maritieme defensie van Indië verzekerd zou zijn Iedereen zal kunnen begrijpen, dat financieele overwegingen ons er helaas toe nopen van die zeer kostbare schepen af te zien; daarmede had de Minister kunnen volstaan, maar het argument van de doelstelling is verre van gelukkig. Hoeveel meer zelfvertrouwen en kracht sprak er uit het rapport van de Staatscommissie 1912, waarin de tegenwoordige Premier zoo'n belangrijk aandeel gehad heeft en dat zware slagschepen wel noodig achtte en de doelstelling daarnaar regelde. Maar toen stond ook de maritieme verdediging van Indië voorop Men weet nu uit de mededeehngen van den Minister, dat onze vloot ook in de toekomst geen slagschepen zal bevatten en daardoor niet opgewassen zal zijn tegen een tegenstander, die wel over die eenheden beschikt en aan wien dus geen ernstige hinderpalen in den weg gelegd kunnen worden met de klein-mateneel-vloot van het plan 19dU. Bijzondere aandacht verdient 's Ministers mededeeling, dat alleen-ope- reerende duikbooten groote bezwaren ondervinden bij haar operaties en zidk optreden niet in de bedoeling ligt. Hetzelfde, wat ik steeds betoogd heb, maar van andere zijde werd, vooral m de dagen van de wereldreis van de K XVIII, de verwachting van het tegendeel gewekt. De toenmalige eskadercommandant zinspeelde er zelfs op, dat onze onderzeebooten, den geheelen Stillen Oceaan binnen haar werkingssfeer zouden betrekken. De Minister beziet dit met een nuchterder oog, hij wil de verdediging op beperkter terrein voeren, maar de consequentie daarvan is, dat dan ook van een zoogenaamde actie op de verbindingswegen van den vijand, die in den laatsten tijd door de Hoogere Marine Krijgsschool zoo op den voorgrond gebracht is, weinig terecht zal komen, daar die op grooteren afstand van ons gebied moet worden gevoerd. Het feit dat wij buiten den Archipel geen enkel vlootsteunpunt bezitten en deze ook m Indie zelf maar zeer schaarsch zijn, dwingt ook in dit opzicht tot beperking en zelfs wan- neer men over snelle tankschepen zou kunnen beschikken, die de vloot vergezellen, zal men zich niet ver van ons gebied kunnen verwijderen Tenslotte 's Ministers verklaring, dat in Indië niet de Marine of het Leger primair is, maar dat het gaat om samenwerking van beide tot verdediging van de onafhankelijkheid van het Nederlandsche Imperium. Volkomen waar, maar elke verdediging zal toch gevoerd moeten worden met een meer con creet doel, dat daarop neerkomt, dat alle deelen van de weermacht moeten samenwerken, om bij een ernstige bedreiging de machtskern in staat te stellen den vijand zoo ernstige afbreuk te doen, dat daardoor de aanval op ons gebied wordt verijdeld. Tot den inzet van die kern op het juiste moment, moeten alk deelen van de weermacht samenwerken en zoo wordt de verdediging van Indië het geheel der maatregelen, dat zijn bekroning vindt in den succes vollen aanval op den vijand door ons meest effectief wapen, waaraan de primaire verdedigingstaak toevalt. Alleen dan zal de verdediging naar een wèl overwogen plan gevoerd kunnen worden, wanneer aan die hoofdtaak bij de organisatie van de weermacht alle recht wedervaart. In het vlootplan 1930, dat thans weldra verwezenlijkt zal zijn, vormde het duikbootwapen de eigenlijke machtskern. Kruisers, torpedobootjagers en zeevliegtuigen hadden tot taak voor de onderzeebooten een gunstige

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 77