794 ontaarden, wanneer de verdediger waakzaam en onverschrokken is en zijn afweerplan goed heeft geregeld. S. ziet in de door hem voorgestane „Nahkampfartillerie" nog het beste middel om bij den aanval het vij. pag. neer te drukken, welke meening, hoofdzakelijk is gegrond op de groote vuurkracht. Overtuigend vinden wij dit gedeelte van S's betoog echter niet. d. V. Infanterie. Reorganisatie van de Engelsche infanterie. Ingrijpende veranderingen schijnen reeds te zijn aangebracht in het nieuwe Eng.fus.bat. (zie de noot op blz. 482 van I.M.T. nr. 5). D.W. nr. 19 ontleent aan de Times van 8-4-38 het volgende (afkomstig van den mil. medewerker aan dat blad, Liddell Hart) Het fus.bat. telt 4 cien. Per cie. is het aantal sectiën van 4 op 3 terugge bracht. Bij elke sie. werd een nieuwe 5 cm mrt. ingedeeld, wegende 22 (Eng. pond, bediening 1 man. Hoofdtaakhet leggen van rookschermen. Tegenover deze toevoeging van mrtn. werd het aantal van 4 mrtn. van 7,6 cm bij den bat. st. teruggebracht tot twee. De reeds door Luit.-Kol. Sherwood geuite klacht, dat laatstgenoemde wapens te zwaar waren om de aanvallende inf. bij te houden (I.M.T. nr. 5, blz. 484) schijnt dus te zijn bevestigd, al is instede van de door hem voorgestelde oplossing (montage op lichte terreinauto's) aan invoering van lichtere mrtn. de voorkeur gegeven. De belangrijkste verandering is wel de toevoeging aan het bat. van 1 sie. van 10 lichtgepantserde terreinauto's op rupsbanden, (armoured carriers), elk met een lt.mitr. bewapend. Takenbeveiliging bij marschen, ondersteu ning van aanvallende afdn., snel verplaatsbare vuurreserve in de vdd. Liddell Hart acht het aantal van 10 dezer wapens per bat. te gering. Als laatste wijziging wordt nog genoemd de toevoeging aan het bat. van 1 sie. infanteriepioniers. Mortieren. La Revue d'Inf. van Maart '38 bespreekt een artikel van Luit. Kol. Kéley, verschenen in de Revue mil. hongroise van Juni '37 en gewijd aan de offen sieve vuurkracht van de inf. S's conclusie is, dat een op bescheiden wijze uitgeruste inf. kan volstaan met één, hoogstens twee soorten mrtn. Als aanbevelenswaardig type noemt hij den mrt. van 81 mm, waarbij hij speciaal het oog heeft op de Finsche „Tampella", welke als een verbeterde Stokes- Br. kan worden beschouwd. De beweeglijkheid van het wapen maakt het, volgens S., geschikt om bij de cie.inf. te worden ingedeeld en zelfs om deel uit te maken van de sie. In een leger met weinig art. dient voorts nog een mrt. van 120 mm aan de inf. te worden toegevoegd. S. verwacht, dat indeeling van een genoeg zaam aantal mrtn. bij alle inf. onderdeelen, de sie. inbegrepen, in het reeds lang gevoelde tekort aan offensieve vuurkracht zal voorzien en het gevoel van onmacht bij de inf., met name tegenover een ingegraven verdediger, zal wegnemen. O.i. is S. met zijn kalibers wel wat aan den zwaren kant. In tegenstelling met vorenstaande beschouwing betwijfelt de Am. „I.d.I.", de gnl. mj. Lynch, in een artikel in Inf. Journal van Jan.-Febr. '38 (besproken in Rev. d'Inf. van Mei) het nut van indeeling van lt.mrtn. bij de inf.sien. Indien men er toe overgaat, zal het kaliber, volgens S., niet grooter mogen zijn dan 47 mm. Het nut van indeeling van lt.mrtn. bij de cie.inf. wordt boven allen twijfel verheven geacht, terwijl voor het bat. een mrt. van 81 mm wordt aanbevolen. Zeer veel aandacht wenscht S. te zien gewijd aan de mu.aanvulling (het invoeren van mrtn. bij de inf. acht hij onver brekelijk verbonden aan toepassing van de modernste middelen van mu.aanvoer)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 82