806 behoort of tot de buitengewesten, kunnen wij niet medegaan met de mee ning van S., dat de defensie van een eilandenrijk als onze Archipel uit dien hoofde in de eerste plaats moet zijn een „maritieme defensie" en dat het leger dientengevolge slechts tot primaire taak heeft, behoudens handhaving van de inwendige orde en rust, de verdediging van Java met de vlootbasis. Wij zouden met dezen gedachtengang vrede kunnen hebben, wanneer de vloot zoo sterk zou zijn, dat het meesterschap ter zee te allen tijde en tegen welken tegenstander ook gewaarborgd zou zijn. Dit nu is niet het geval en kan met onze beperkte middelen ook nimmer het geval zijneen agressor zal dus door onze vloot niet kunnen worden belet onze kusten te naderen, daarop te landen en zich in het bezit van deelen van ons grondgebied te stellen, wanneer niet onzerzijds zorg wordt gedragen voor een doeltreffende kustverdediging. Tot voor kort was het niet mogelijk, gezien de enorme uitgestrektheid van ons territoir, dit beginsel in de prac- tijk te verwezenlijken, doch de groote ontwikkeling van de vlg.techniek In de laatste jaren, en wel in het bijzonder van den land-bommen werper, heeft de verwezenlijking hiervan zelfs met betrekkelijk geringe financieele hulpmiddelen mogelijk gemaakt. (Verg. ook de uitspraak van Min. Welter in de le Kamer ddo. 20 Mei j.l. zie I.M.T. nr. 6 j.l., bl. 584). Nu betoogt S. wel dat een luchtmacht een bezetting van deelen van ons gebied hoogstens kan bestoken, nooit echter ongedaan kan maken en nooit op haar beurt tot de wederbezetting door eigen strijd krachten kan overgaan, doch dan ziet S. o.i. over het hoofd, dat de nadering van en de landing op de kust van troepentransporten, alsmede de aan vankelijke afhankelijkheid van de gelande troepen van de schepen voor den aanvoer van oorlogsbehoeften, zeer kwetsbare periodes zijn, waarin vooral met daartoe geëigende bommenwerpers nml. ïamdbommenwerpers met goede kansen op succes zal kunnen worden opgetreden (Zie ook I.M.T. nr. 6 j.l., bl. 604). S. verliest o.i. bij zijn betoog tevens uit het oog, dat de aanvankelijk verspreid opereerende vloot tegen een gewelddadige inbezit neming van grondgebied practisch niets zal kunnen uitrichten wanneer de vloot voor eenige actie zal zijn geconcentreerd, waarmede verscheidene dagen zullen zijn gemoeid, heeft de vijand voldoende gelegenheid gekregen zich op het land te nestelen en maatregelen ter bescherming te nemen, zoowel tegen een actie van zee als van de lucht uit. Met bommenwerpers en door hun groote gevechtswaarde in het bijzonder met landbommen- werpers is het ook na een eventueel geslaagde landing der vij. bezettings troepen mogelijk door opeenvolgende bombardementen te beletten dat deze zich een steunpunt voor verdere actie inrichten. Met een slagluchtmacht van landbommenwerpers kunnen derhalve ook na bezetting van grond gebied de uitgangspunten voor een verdere vij .actie worden aangetastde vloot daarentegen staat, in het bijzonder wanneer deze uitgangspunten niet onmiddellijk aan zee zijn gelegen, hiertegenover op zich zelf machteloos. Het is wel opmerkelijk, dat S. voor zijn berekening van de gewenschte vlootsterkte niet als basis neemt de sterkte, benoodigd om vij. inbezitneming van deelen van ons territoir tegen fte gaan, hetgeen daar zulks tot de meest ernstige gevallen van schending van onze souvereiniteit behoort o.i. voor de hand zou liggen als grondslag van zijn berekening neemt S. daarentegen aan de bewaking van de drie voornaamste toegangszeewegen in onzen Archipel (nml. de W. zeestraten tusschen Malaka en Borneo, Straat Makassar, en voorts de z.g. Groote Oost, het gebied tusschen Celebes en Nw. Guinea). S. acht dan per zeeweg noodigeen smaldeel, bestaande uit 1 (volwaardigen) kruiser, 4 torpedojagers en 6 onderzeebooten, en bovendien een niet nader door S. in beschouwing genomen „aanzien lijke" hoeveelheid verkennings- en bombardementsvlgn. Voorts daarboven nog een vierde smaldeel als algemeene reserve, zoodat resumeerend S. voor Ned.-Indië noodig acht4 kruisers, 16 torpedojagers en 24 onderzee booten, benevens een sterke marine-luchtmacht. Op het oogenblik zijn in Indië aanwezig2 kruisers, nml. Hr.Ms. „Sumatra" en „De Ruyter", waar-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 94