914
woord op deze vraag voor de hand liggen en betogen, dat het militaire
genie der Fransche legerleiding de beslissing heeft gebracht, waartegenover
anderen volhouden, dat het voornamelijk de grove fouten van Moltke
Bülow, Lauenstein en Hentsch zijn geweest, welke tot de nederlaag hebben
geleid.
Zonder aan de verdiensten der Fransche aanvoerders ook maar iets af
te willen doen, moet inderdaad worden toegegeven, dat de Duitsche leger
leiding in het begin van den wereldoorlog aan het Westfront groote mis
grepen heeft begaan. De onsterfelijke verdienste van Joffre, Foch en Galiéni
blijft het dan toch nog op meesterlijke wijze geprofiteerd te hebben van
die fouten immers de waarde van een veldheer de krijgsgeschiedenis
heeft dit herhaaldelijk en overtuigend aangetoond is voor een groot deel
gelegen in het handig gebruik maken van de misslagen der tegenpartij.
Wat heeft 'het groote militaire genie Hannibal in Italië anders gedaan
dan zijn tegenstander tot het begaan van fouten verleid om hem daarna
voor die fouten vreeselijk te laten boeten. Niet voor niets zijn de veld
slagen bij het Trasumeensche meer en bij Cannae tot op den huidigen dag
klassieke voorbeelden gebleven van suprème oorlogstactiek
Een andere vraag is en nu benaderen wij de kern van het probleem
hoe mannen als Moltke, Bülow en Hentsch, van wie op grond van hun zeer
verdienstelijke verleden toch de grootste verwachtingen mochten worden
gekoesterd, op het kritieke moment, toen zij moesten toonen wat zij waard
waren, zoo jammerlijk zijn te kort geschoten.
De Zwitsersche chirurg, tevens stafofficier, Bircher heeft enkele jaren
geleden in zijn werk „Die Krisis in der Marneschlacht" dit merkwaardige
verschijnsel van medische zijde uitvoerig belicht en een zeer plausibele
verklaring gegeven van veel wat ons tot toen volkomen onverklaarbaar
leek.
Van Moltke zegt hij dat deze een vlijtig en eerlijk man was met hooge
denkwijze. Hij maakte echter niet den indruk van een machtige persoon
lijkheid met doortastend vermogen, doch eerder van een poëtische, stem
mingsvolle natuur, die zich gaarne met religieuze en philosophische vraag
stukken bezig hield. Sinds 1904 was hij volgeling van den anthroposoof
Steiner. Niet als vrij man, doch belast met de wereldbeschouwing dezer
sekte ging hij den wereldoorlog in. Bovendien was hij bij het uitbreken van
den oorlog lichamelijk ernstig ziek. In de jaren 1911, 1912 en 1913 werd hij
door Dr. Hermann in Karlsbad behandeld voor hartafwijkingen, verhoogden
bloeddruk en arterieverkalking. Hij werd hiervoor naar onze begrippen niet
lege artis verder behandeld, omdat zijn huisarts homoiopaath was. In 1913
was de toestand zoo slecht, dat Moltke naar de meening van Hermann
geen chef van den Generalen Staf kon blijven.
Bij het begin van den wereldoorlog was hij door zijn geestelijke instelling
daartoe van huis uit gepraedisponeerd, en mede door zijn ernstige ziekte
een uitgesproken pathologische pessimist geworden, die herhaaldelijk in
zijn brieven uiting gaf aan zijn levensmoeheid, een gebroken man, die
walgde van het vergoten bloed, die huiverde van de oorlogsellende, kortom
een goed en hoogstaand mensch, maar absoluut verstoken van de psychische
veerkracht, welke den veldheer moet kenmerken. Gedurende den Marne-
slag zat hij uren lang gebogen over zijn stafkaart, terwijl rijkelijk speeksel
vloeide uit zijn mond, de heele kaart bevochtigende. Tragische figuur,
verpletterd onder den last van zijn hooge ambt
De ziekte van Moltke, welke zijn wil en intellect ondermijnde, zijn naar
Birchers meening een der hoofdoorzaken van de strategische nederlaag
aan de Mame. J)
Zie ook de artikelen „Veldheeren" van Kol. G. Th. Slothouber in
I.M.T. 1935 1937. Red.