Zooals bekend, stelde de Regeering in Nederland d.w.z. die van het Koninkrijk der Nederlanden in 192/ zekere „Grond slagen voor de defensie van Ned.-Indië" vast, welke Zij begin 1930 deed volgen door een Regeeringsschrijven met nadere toe lichtingen. Die grondslagen zijn thans nog geldend en beperken het z.g. defensie-doel1) tot handhaving van onze neutraliteit bij een conflict tusschen andere mogendheden. Zullen wij onze sou- vereine rechten gebeurlijk moeten verdedigen tegen een aanslag door een der belligerenten, dan worden we uiteraard bondgenoot van den niet-schender. Bij een eventueelen blijkbaar zeer onwaarschijnlijk geachten rechtstreekschen aanval op Neder- landsch-Indië worden vanzelfsprekend alle beschikbare krachten zoo goed als mogelijk zal zijn, voor afweer ingezet, in afwachting van hulp door den Volkenbond of van mede-belanghebbende andere mogendheden. Deze grondslagen zijn destijds in en buiten den Volksraad nogal bestreden geweest, bijv. v.w.b. de onvoldoend geachte bewoor dingen inzake zelfbewust willen, en omdat wél de sterkte der zeemacht, doch niet die van het leger daarin was vastgelegd. Tegen de zooeven vermelde beperkte doelstelling voor de defensie, in vergelijking met vroeger terzake gehuldigde meer omvattende plannen, werd weinig of niet geprotesteerd, eenerzijds wijl men vrij algemeen eenig vertrouwen had in den Volkenbond, men anderzijds voor Ned.-Indië zich ook nog gedekt voelde door het non-agressie verdrag van Washington en last but not least, omdat men zich tot grootscher doel weinig of niet in staat achtte, zoo in financieel- als in personeels-opzicht. De sedert enkele jaren ingrijpend veranderde verhoudingen tusschen de groote mogendheden en vooral de gebeurtenissen in Oost-Azië met daarbij de mondelinge en schriftelijke uitingen van het Japansche imperialisme hebben thans menigeen niet alleen tot andere gedachten gebracht, maar zelfs in angst gejaagd Want, inderdaad, er heerscht bij velen een bepaalde Japanner-vrees Een hooge autoriteit in Nederland vertelde mij, dat hij die vrees in belachelijke, maar ook betreurenswaardige overdrijving had aangetroffen in verschillende kringen, toen hij niet lang geleden een studie-reis in Ned.-Indië maakte. „Het Vaderland" van 9 April j.l. deed daarom goed met de aandacht te vragen voor ondervolgend extract uit een pas ver schenen publicatie, getiteld 834 „Chalux" Autour du conflict Sino-Japonais. (Office de publicité 36Rue Neuve, Bruxelles 1938). De schrijver, die zich „Chalux" noemt, levert regelmatig bijdragen in Belgische bladen over het Japansch-Ghineesch probleem, waaruit blijkt, dat hij de dingen van nabij heeft leeren kennen. En dus ook de defensie-voorbereiding.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 23