meende te kunnen verkrijgen met wat hij noemde een „kruiser- groep", bestaande in Ned.-Indië uit strategische verkennings krachten plus minstens 4 „machtskernen", elk samengesteld uit 1 kruiser, 4 torpedobootjagers, 4 onderzeebooten en 12 torpedo- of bomvliegtuigen. Ik veronderstel, dat voor deze actieve kruiser- groep evenals voor de zeegaande vloot van thans, nog een bemande reserve van 50 van elk der onderdeelen zal moeten gereed liggen. Ook voor het Rijk in Europa en voor West-Indië werden, naast locale defensie-middelen, „kruisergroepen" noodzakelijk geacht. Zouden deze slechts 1 machtskern als bovenbeschreven krijgen (zonder reserve), dan zouden in totaal voor de Kon. Ned. Marine noodig zijn minstens 8 kruisers, 32 torpedobootjagers, 32 onder booten en 96 zware vliegtuigen, benevens strategische verken ningskrachten en plaatselijke defensie-middelen (mijnenleggers enz.). Het spreekt wel vanzelf, dat wij er in Ned.-Indië met de daar dan aanwezige 6 kruisers c.a. heel wat beter voor zouden staan dan nu voor een gebeurlijke geheel zelfstandige verdediging tegen een aanslag. Maar ik vraag me af, welk nut het pleiten voor zulk een sterke marine kan hebben, wanneer de Minister van Defensie in de Staten Generaal moet verklaren, dat hij, bij alle bereidwilligheid van de Kamers, er geen kans toe ziet om vóór 1940 de vloot-Deckers van 3 kruisers, 12 jagers en 18 onderzee booten gereed te krijgen, waarvan dan nog de 3e kruiser (reserve) in Nederland gestationneerd zal moeten blijven, omdat Z. E. geen personeel heeft om hem in Indië bemand te houden. Het is overigens ook wel bekend, dat de mogelijkheid van personeels voorziening de moeilijkste kwestie is, nu alzou de voorsteller dan kans zien om te voorzien in de behoefte van een bijna drie maal zoo sterke marine De financieele consequenties van zulk een versterkte defensie zijn tenslotte ook niet te onderschatten met een leening van 250 millioen zooals door Onze Vloot wordt voorgesteld, zonder dat de bronnen voor rente en aflossing zijn aangegeven, is men er immers nog niet, de Marine zou eenige tientallen millioenen per jaar aan gewone uitgaven meer dan thans vergen. In de Staten Generaal heeft de Minister van Defensie in antwoord op een terzake gestelde vraag dan ook geantwoord, dat het voorstel voor geen bespreking in aanmerking kwam. Een ander ontwerp voor de beheersching der zee in den Ned. Indischen Archipel is dat van den Heer Koning, oud-directeur van het Marine-etablisement te Soerabaja, te lezen in het April nummer van dit jaar van Onze Vloot. Deze wenscht naast „eenige strijdvaardige eenheden" („een kleine vloot, zooals we nu hebben") een z.g. muskietenvloot van (alweer tenminste) 500 torpedomotorbooten met de daarvoor noodige z.g. stationsschepen. De redactie van het tijdschrift wijst er in een onderschrift op, dat le de strategische grondgedachte van den Heer Koning voor 837

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 26