zijn ontwerp een reeds lang verlaten standpunt is, 2e dat plan grovelijk oneconomisch is, 3e die muskietenvloot een onbereik bare personeelsterkte van ca. 6000 man, waarvan twee derde gedeelte officieren en hooger kader, zou vereisehen boven de tegenwoordige sterkte en 4e de aanschaffingskosten om en nabij de 200 millioen gulden zouden bedragen, inplaats van de ge schatte 50. Dit viertal reeds afdoende bezwaren zou gemakkelijk nog te verdubbelen zijn De vraag is dan ook gerechtigd, of de redactie van onze Vloot niet beter had gedaan, den ontwerper de publi catie van dit plan te besparen. Een deels origineel denkbeeld voor de defensie van Ned.-Indië is te lezen in „De Indische Gids" van j.l. April, onder den titel „Het veiligstellen van geheel Nederlandsch-Indië". De schrijver, zijnde de redacteur van het tijdschrift, Kolonel b.d. G. Nijpels, veroordeelt eveneens den bestaanden Regeerings-Grondslag en wil geheel Ned.-Indië zelfstandig in tegenweer stellen bij een gebeurtelij ken aanslag door „den georganiseerden kleinen oorlog overal". De organisatie zelf wordt niet uitgewerkt, maar het plan wordt beschreven als volgt „Overal alle hens aan dek, overal allen in de weer. Heel Indië georganiseerd op afweer van den belager en aanrander De vijand vinde overal en in alle opzichten belemmering, tegen werking, bedreiging. Dat is dus niet alleen militaire bedrijvigheid. Dit georganiseerd, is een levende organisatie. Alom en zonder rust. Hieraan voeg ik toe de bedreiging ter zee. De Hollandsche matroos eigent zich meer voor den kleinen oorlog, dan voor den grooten kruiserstrijd. Men buite zijn zeemanslust uit. Doch dit is toch niet hetgeen, waarvan ik het meeste verwacht. Dit moet verkregen worden door het onveilig maken van de Oost-Indische wateren door drijvende mijnen. Mijnen, die een vloot in front, en flank en rug bedreigen. Ook onze schepen, ook onze gemeen schap, het zij zoo. Zij drijven af buiten onze wateren, het zij zoo. Zij blijven een gevaar, jaren lang, het zij zoo. Door dit alles zijn zij een buitengewoon te duchten gevaar, dit is zoo, dat is haar buitengewoon afweer- en beschermingsvermogen. Ook de dienst van die mijnen zij in vredestijd georganiseerd. Blijvende strenge controle voor steeds bereid zijn en blijven in oorlogstijd". Ik heb reden om te denken, dat aan den Kolonel Nijpels de verdediging van Duitsch Oost-Afrika van 19141918 door v. Lettow Vorbeck en zijn kleine legertje voor oogen staat. We zouden het optreden van de Chineezen thans tegen de Japansche „expeditie" ook als voorbeeld kunnen nemen. Beide gevallen zijn intusschen nog wel zeer verschillend van het onze, wijl wij niet op een aaneengesloten geheel, maar in een archipel, dus 838

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 27