op verschillende eilanden van geheel verschillend genre te
vechten zouden hebben. Toch is ook, of misschien juist voor ons,
met onze ervaring in koloniale oorlogen, de aanbevolen strijd
wijze van den kleinen oorlog alleszins aan te bevelen en heeft
zij dan ook reeds bij meerderen in de gedachte gelegen, voor
het geval het afslaan van een landing niet gelukt zou zijn, dus
als tweede phase van den strijd.
In mijn hieronder te bespreken brochure heb ik terzake gezegd,
dat ik mij in mijn beschouwingen bepaald had tot het teekenen
van ons eerste optreden de bewakingsdienst in den archipel en
het gereedleggen van een vuist, om te kunnen slaan dan en daar,
waar een werkelijke schending van onze souvereine rechten zou
plaats hebben. Verder gaande plannen noemde ik fantasieën. Een
dier fantasieën, of laat ik nu beter zeggen mogelijkheden van
optreden, is zeker de georganiseerde kleine oorlog, zooals door
Kolonel Nijpels en anderen gedacht. Maar hiervan kan pas sprake
zijn, wanneer de vijand meester ter zee en geland zal zijn. Vooraf
gaat dus de strijd ter zee; en nu lijkt mij een „bedreiging ter
zee" op een wijze en in een mate als door kolonel Nijpels voor
gesteld, in den waren zin des woords toch wat fantastisch. Dat ons
klein-materieel jagers en onderzeebooten in verspreid optre
den ook een soort kleinen oorlog zal voeren, is bijna vanzelf
sprekend wij kunnen ons moeilijk aan een bepaalden „zeeslag"
wagen met ons kleine eskader Daar zijn trouwens onze kruisers
ook niet voor bestemdzij zullen primair moeten dienen als
ruggesteun voor het klein-materieel. Dat verder een door oorlogs
schepen gedekte, in aantocht zijnde transportvloot op haar weg
mijnen uitgestrooid zal kunnen vinden, is geen onbekende
bestrijdingswijze maar dat „de Oost Indische wateren" voor elk
varen onveilig zouden moeten worden gemaakt door los-drijvende
mijnen, met opoffering desnoods ook van onze eigen schepen en
onze eigen gemeenschap en zoo voeg ik er bij van de inter
nationale scheepvaart, dat wordt mij toch waarlijk wat „grijs".
Dit zou ons ook zeker van elke andere hulp verstoken doen
blijven niet alleen, maar het zou veroordeeld worden als ontoe
laatbaar door alle niet-belligerenten. En wie er zich even reken
schap van geeft, dat een goede mijn gauw een duizend gulden
kost en zelfs een paar duizend mijnen op de uitgestrektheid van
„de Oost-Indische wateren" nog maar een kleinigheid beteekenen,
die zal m.i. moeten besluiten ook tot de onuitvoerbaarheid van
het denkbeeld in zulke mate, dat de bedreiging efficiënt zou zijn
voor het door den ontwerper gewenschte resultaat.
In de vierde plaats zou ik willen wijzen op het verhandelde
in de onlangs in Den Haag gehouden vergadering van de „Veree-
niging ter beoefening van de Krijgswetenschap". Het ingeleide
onderwerp was getiteld „De harmonie in de weermacht in Ned.-
Indië", maar het was een bittere speling van het lot, dat de felle
839