1. BIJ HET VEERTIGJARIG REGEERINGSJUBILEUM G. J. BERENSCHOT, 6 September 1898.— Hoe levendig staat die dag, het uur, waarop allerwegen de kerkklokken de troonsbestijging van onze jonge Koningin verkondigden, den ouderen onder ons voor den geestHet was een der dagen, waarop het Nederlandsche Volk toont, gelijk van zin te kunnen en te willen zijn. Zij kwamen sindsdien met tusschenpoozen terug, die tref fende uitingen van eensgezindheid, telkenmale opgewekt, dan wel versterkt, door het gevoel van verbondenheid aan het Huis van Oranje, van met de jaren groeienden eerbied voor, en toenemende verknochtheid aan de persoon van Hare Majesteit, van liefde Harerzijds voor Haar volk. Aan ons oog voorbij trekken beelden van algemeen vreugdebetoon, in het moederland en hier, bij Haar huwelijk en bij de geboorte van Hare Dochter; van geestdrift en vastbeslotenheid in de eerste Augustusdagen van het jaar 1914, toen Hare Majesteit het voorbijtrekken der ge mobiliseerde troepen gadesloegvan erkentelijkheid voor Haar medeleven met Haar onderdanen, getroffen door watersnood en stormrampvan algemeenen rouw bij het verscheiden van Hare Moeder en Haren Gemaalvan uitbundige vreugde bij verloving en huwelijk van Haar Dochter en bij de geboorte van Haar Kleindochter. Van het vele andere, dat uit deze langdurige, bewogen regeeringsperiode te gedenken valt, vermelden wij de bevestiging van het Nederlandsche Gezag in deze gewesten, tot in de verste uithoeken; de pacificatie, waaraan het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger in zoo ruime mate heeft mogen medewerken en waaraan het onvergetelijke, grootsche herinneringen bewaart. Kon de voor dezen vruchtbaren arbeid vereischte krachtsinspanning geleidelijk verminderen, de zorg voor de bewaking van de zelfstandigheid van het Rijk vroeg, en vraagt, in toenemende mate de aandacht. Meer dan ooit zijn eensgezindheid, orde en rust binnen 's Rijks grenzen noodig, nu het daarbuiten overal broeit, smeult of brandt. In aaneengesloten front, leger en vloot vooraan, dient te worden gewaakt tegen schending van onze grenzen. Daartoe bereid te zijn, tot eiken prijs, zij het gemeenschappelijk geschenk aan Hare Majesteit van al Hare onderdanen. Dat het Haar gegeven moge zijn, nog een reeks van jaren Haar volk voor te gaan en te leiden, zij onze innige bede. DOOR GENERAAL-MAJOOR, CHEF VAN DEN GENERALEN STAE.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 2