geest- en daadkracht, welke er zooveel tot stand brachten, dan
is de uitspraak van minister Welter in de 2e Kamer der Staten
Generaal, dat zulk een poging, door wie ook, een hachelijke
onderneming zou zijn, niet alleen volkomen gerechtvaardigd, maar
zelfs nog maar matig gesteld te noemen.
Tenslotte zij er nog eens op gewezen, dat Japan ons niet Nieuw-
Guinea of Borneo zou kunnen „afnemen", door maar „ergens"
op een van die eilanden een vestiging in te richten, welke uiteraard
vooitduiend door ons belaagd zou worden. Het zou daarvoor
onze Regeering moeten dwingen tot de erkenning van het
afstaan en daarvoor zou dan toch tenminste noodig zijn,
het nemen van den regeeringszetel van Ned.-Indië op Java. Zien'
we ook niet thans Japan gedwongen, om in China de Regeering
daar als het ware te achtervolgen, het binnenland in, niettegen
staande het zijn voornaamste expeditie-doel, n.l. het bezetten van
de vijf Noordelijke provincies al min of meer bereikt heeft En
juist die achtervolging dreigt nu het begin van de débacle te
worden voor de geheele onderneming.
Men schatte overigens de aantrekkelijkheid van Nieuw-Guinea
voor Japan niet te hoog' Na ruim twintig jaren van exploratie-
wei k onzerzijds, vonden wij er tot nu toe niets van zoodanige
directe of toekomstige waarde, dat wij er met zakelijke voort
varendheid tot exploitatie overgingen.
Ik heb in mijn brochure aangedrongen op het toonen van wat
meei zelfbewustheid in onze houding en wel in de eerste plaats
op het nalaten van wat ik noemde „publiekelijk lamenteeren" over
onze z.g. „onmacht of „de volkomen ontoereikendheid van
onze weermiddelen", zooals helaas nogal eens gebeurt in woord
en geschrift. Dat kleineert ons in de oog'en van anderen, speciaal
in die van den Oosterling en ontneemt aan de deelnemers in onze
defensie het noodige zelfvertrouwen bij de vervulling van hun
taak. Beter is een eenigermate hooghartige zelfbewustheid dan
een tekort aan geloof in eigen kunnen.
Het is echter verre van mij, dat ik gefundeerde en opbouwende
critiek, dan wel krachtigen aandrang om het nog ontbrekende aan
de sterktes en moderne uitrusting van vloot en leger met den
grootsten spoed te doen aanvullen, zou afkeuren. Dit gebeure
echter, zonder onszelven te kleineeren en men streve bij zijn
critiek en voorstellen naar het bereikbare, late fantasieën achter
wege.
We zijn overigens in de gelukkige omstandigheid, dat we een
Regeering hebben, op Welke we juist inzake onze defensie kunnen
vertrouwen, wat betreft willen en deskundigheid. Ons vertrouwen
zal Haar een steun zijn, het voortdurend dwarsboomen van Haar
842