uit het zeer lezenswaardige artikel „Onze Intendancedienst" van
J. G. Smit in „De Indische Gids" van 1916, hetwelk met het
vorenstaande zij het ook slechts zijdelings in verband
staat
Wat hier gezegd wordt t.a.v. den chef der Intendance zouden
wij echter willen doen gelden voor alle intendance-officieren.
Uit het vorenstaande mag" ook weer niet worden afgeleid, dat
beide taken los van elkaar staan het tegendeel is waar. Niet
alleen, dat de oorlogstaak der Intendance slechts tot uitvoering
kan worden gebracht, indien alle intendance-officieren in
hunne eigen functie daaraan arbeiden, door een deel van hun
werktijd daarvoor af te zonderen, een juiste voorbereiding voor
en vervulling van deze taak is juist door den onderlingen
samenhang tusschen vredes- en oorlogsverpleging (men denke
aan de overgangsstadia) alleen mogelijk door personeel, dat
in de vredesverpleging doorkneed is.
Het zou echter niet juist zijn, om alleen maar te letten op
hetgeen niet is bereikt en daarom is het wellicht nuttig, om er
op te wijzen, dat in hetgeen gedurende de laatste 25 jaren wel
tot stand is gebracht de juistheid van de in 1913 totstandgekomen
reorganisatie wel degelijk tot uiting komt. Uit hetzelfde artikel
van J. G. Smit halen wij weer aan
Zeker, de reputatie van het dienstvak der Intendance is niet
altijd even vlekkeloos geweest en voor een deel was dat misschien
wel eigen schuld, maar men bekende hierbij wel, dat de intendant
zich steeds beweegt op een gebied, waarover nu letterlijk ieder
een meent een oordeel te kunnen uitspreken en dit in tegenstelling
met vrijwel eiken anderen specialist, die op zijn gebied vaak de
861
„Daarvoor (voor de door schr. beoogde verbetering) is in de eerste
„plaats noodig, dat de chef der Intendance vrij zij van alle periodiek,
„ook het schijnbaar gewichtigste. Want gewichtiger dan de gebonden
heid aan het gewichtigste periodiek, is de vrijheid voor den chef,
„dag aan dag en uur aan uur van den beschikbaren werktijdde
„vrijheid tot controle, tot daadwerkelijk streven uitsluitend gericht
„op oorlogsgereedheid en oorlogsgeschiktheid der Intendance.
„Elk uur, dat de chef zich moet geven aan periodiek werk, gaat
„voor het werken op oorlogsgeschiktheid en oorlogsgereedheid der
„Intendance verloren."
„En dan acht ik het een zegen, ondanks het nog blijven hangen
„aan veel dat moet worden afgeschud, dat de jongste reorganisatie
„heeft geleid tot meer onderscheiding van de werkingssfeer van beide
„diensttakken, wat niet anders dan bevorderlijk kan zijn aan hunne
„gezonde ontwikkeling in de toekomst.
„Alleen op deze wijze is het mogelijk, dat de Intendance een eigen
„karakter krijgt, dat haar voor haar moderne taak meer geschikt zal
„maken."