13 Augustus vielen de eerste schoten bij ShangHaide expedi- tionnaire macht, welke de verdrijving der Chineezen vandaar tot taak had, begint haar operaties op volle kracht eerst in de tweede helft van September. 13 December valt NanKing, en het duurt tot midden Januari alvorens generaal Matsui zijn opmarsch naar PengPu aanvangt, welke reeds na 2 weken eindigt. 4 Novem ber valt TaiYüanFu in handen der Japanners, doch eerst 11 Februari ruim 3 maanden later hervatten de troepen daar hun opmarsch naar z. ShanSi. 25 December wordt TsinanFu bezet en eerst in de 2de helft van Maart bijna 3 maanden later begint het offensief tegen HsuChow, dat op 5 April uitloopt op het échec bij TaiEhrChwang. Daarop vonden beraadslagingen plaats tusschen den Minister van Oorlog en de bevelhebbers in het noorden en in Midden-China, wordt het Kabinet gereorganiseerd en ziet men een meer versnelde actie geboren worden. 4 Mei begint het 2de offensief tegen HsuChow, hetwelk op 19 Mei met den val van die stad eindigt. Reeds op 7 Juni bevinden zich Japansche troepen op enkele kilometers van ChengChow, en als dan de Gele rivier in HoNan verdere militaire operaties belet, is reeds op 13 Juni met de inname van AnKing het hoofdoperatie- tooneel naar de JangTze verlegd. Op 4 Juli wordt HuKow aan de uitmonding van het PoJang-meer genomen en 25 Juli volgt KiuKiang. Uit het verschil in het tempo der operaties vóór en na TaiEhr Chwang en de daarop volgende conferentie der hoogste leger- autoriteiten kan slechts de conclusie worden getrokken, dat er vóór dien iets niet in orde was. Wat, daar naar kan men slechts gissen. Het meest waarschijnlijk lijkt, dat gebrek aan beschikbare middelen het niet mogelijk maakte sneller op alle verspreide operatieterreinen op te treden. En dan lijkt het weer het meest waarschijnlijk, dat het gebrek aan een voldoende hoeveelheid troepen de oorzaak was. Inderdaad is het aantal divisies in China nadien belangrijk wel haast met de helft toegenomen. Terwijl een troepenmacht ter sterkte van naar schatting 2Vz divisie langs de JangTze voorwaarts dringt, hoort men van verrich tingen van de rest van het thans bijna 600.000 man sterke Japansche leger in China niets. Ook de berichten uit ShanSi zijn schaarsch, en zelfs de Japanners erkennen, dat de Chineesche en de Japansche berichten van daar met elkaar in tegenspraak zijn (vanwaar die vriendelijkheid tegenover de Chineezen?). De strijd op de oevers der JangTze werd, ook al hadden de Japanners tengevolge van den drassigen toestand van den bodem niet den steun van tanks, door de Chineezen voortdurend onder de ongunstigste omstandigheden gestreden, daar steeds tientallen van oorlogsschepen zich met hun kanonnen in den strijd mengden. En nu was de hooge waterstand van de rivier voor de Chineezen 870

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 59