een groot nadeel, daar de waterspiegel gelijk stond met het land,
en de vlakbaankanonnen der schepen dus alle doelen veelal met
directe richting en ongehinderd door hooge rivieroevers konden
bestrijken. Bovendien verloor daardoor ook de rivierversperring
een groot deel van haar waarde, daar kleinere schepen zonder
moeite er overheen voeren. Ook al beschikten de Chineezen hier
over eene beperkte hoeveelheid modern geschut van middelbaar
kaliber, tegenover een overmacht van tenminste een honderdtal
scheepskanonnen kon hun artillerie toch weinig uitrichten.
Tengevolge van de totale ontstentenis van kaarten van dit gebied
is het zeer bezwaarlijk een volledig beeld te geven van den strijd,
welke om het bezit van KiuKiang en den overgang van het
PoJang-meer is gevoerd.
Einde Juli deed het zich aanzien, dat de Japanners van AnKing
uit via TsienShan-TaiHu en HwangWei den noordelijken oever
van de JangTze wenschten te bereiken tegenover KiuKiang. Voor
TaiHu kwam hun opmarsch echter tot staan, daar ook het terrein
tusschen TsienShan en TaiHu onder water geraakte. Toen hun
aldus ook hier het overwicht der mechanisatie ontnomen werd,
gaven zij er de voorkeur aan met steun der marine langs dé
JangTze oevers voorwaarts te rukken. Na de landing van een
brigade te SiangKow slaagden de Japanners erin, gesteund door
het vuur der marine en door vliegtuigen op 1 Juli MaTang en
een deel der verdedigingswerken daar te nemen. Van dat oogen-
blik af breidden zij zich geleidelijk langs den z. oever uit met
behulp van hun motorschouwen, waarbij waarschijnlijk de steun
van het marine-vuur grooter zal zijn geweest, dan ooit de vecht-
wagens hadden kunnen bieden. Inderdaad waren hier de oorlogs
schepen drijvende tanks met een ongekend zware bewapening
en pantsering. Reeds den 4den Juli werd HuKow (Mond van
het Meer) genomen.
Langs de JangTze schijnt tusschen SiangKow en HuKow zich
slechts een betrekkelijk smalle strook droog terrein te bevinden.
Deze werd door de Chineezen voortdurend uit het zuiden aan
gevallen. Zij slaagden er herhaaldelijk in plaatsen aan den oever
te hernemen, en zelfs einde Juli heroverden zij MeiChiaKow op
korten afstand ten n.o. van HuKow gelegen.
Voor de Japanners was echter HuKow steeds over de Jang
Tze te bereiken van het meeste belang, weshalve zij zich over
het achterliggende land niet veel zorgen maakten. Van hieruit
moesten zij den overtocht over het niet meer dan een paar
honderd meter breede afwateringskanaal van het PoJang-meer
voorbereiden.
Volgens de Japanners zijn tal van (Japansche) deskundigen
van meening, dat de operaties van SiangKow tot Hukow
welke geleid hebben tot de inname van laatstgenoemde stad „haars
gelijken niet hebben in de annalen der krijgsgeschiedenis, voor-
872