en dat gesleept moest worden, benevens 2 destroyers, 1 transport
schip, een kleinere torpedoboot en later nog een mijnenlegger,
alle zwaar beschadigd en gesleept, WuSung passeerden op weg
naar Japan. Tot op 14 Juli zouden de Chineezen niet minder
dan 21 Japansche schepen tot zinken hebben gebracht en 19
hebben beschadigd. Uiteraard zijn deze getallen moeilijk te con
troleeren.
Hei succes der Chineezen op 3 Juli tegen het vliegtuigkampschip
had blijkbaar de woede opgewekt van de Japansche vliegers,
tenminste in den namiddag van den volgenden dag wierpen
ongeveer 50 Japansche vliegtuigen een paar honderd bommen
op de beide vliegvelden bij NanChang. In den volgenden lueht-
strijd zouden de Japanners 45 van de 50 opgestegen Chineesche
vliegtuigen hebben neergeschoten (Russische 1—15 en 116
monoplanes, Curtiss-Hawk en Br. Gloucester Gladiators) en op
den grond nog 6 vliegtuigen hebben vernield. Aangezien de Chi
neezen dit bericht niet tegenpreken, mag men wel aannemen,
dat de Japanners hier succes hebben gehad; nochtans belette
dit den Chineeschen bombardeervliegtuigen niet hun raids tegen
de schepen op de JangTze voort te zetten.
Van HuKow uit ondernamen de Japanners verkenningen op
het PoJang-meer, zij vernietigden daar verscheidene van de zeer
verouderde Chineesche oorlogsbodems. Waar het Kuling-gebergte
(ruim 1200 m hoog) zich uitstrekt tot aan het PoJang-meer, was
het begrijpelijk, dat de Japanners voor hun aanval aan het hoogere
terrein langs den voet van dit gebergte de voorkeur gaven boven
den reeds of bijna overstroomden JangTze-oever. Hun keuze
voor de landing viel op KuTang. Reeds den 8 Juli meldden
belichten, dat aldaar Japanners geland zouden zijn, doch dit
schijnt niet waarschijnlijk.
Intusschen namen de Japansche vliegers en oorlogsschepen
dagelijks de Chineesche stelling, welke zich halverwege KiuKiang
uitstrekte van den voet van het gebergte tot aan de JangTze,
onder vuur, voornamelijk den Leeuwenberg, waar de Chineezen
hun middelbaar geschut hadden opgesteld. Zij slaagden er evenwel
niet in dit vuur te dooven. Den 18den dag na de bezetting van
HuKow waren hun voorbereidingen voltooid. Deze lange tijdsduur
was een gevolg van het feit, dat de transportschepen nog steeds
de rivierversperring bij MaTang niet konden passeeren.
Kort na middernacht (22 op 23 Juli) in diepe duisternis en onder
hevigen regen werden over een breed front ter weerszijden van
HuKow honderden (volgens de Chineezen) motorschouwen met
soldaten en krijgsmaterieel beladen en staken deze den hals van
het meer over naar KuTang, waar zij om 2.30 vom. op 4 punten
landden. Hoewel de Chineezen de landing aldaar verwachtten,
werden zij in den regen geheel verrast. Slechts op enkele punten
boden zij heftigen, doch slechts korten weerstand. De Japanners
874