Wij willen eindigen met de mededeeling, dat wij van de sfeer dezer jaarvergadering de aangenaamste herinnering hebben en voorts met den wensch, dat de Vereeniging bij haar met zooveel enthusiasme nagestreefde taak, met name de verhooging van de militaire waarde harer leden, steeds met voldoening op den af- gelegden weg zal kunnen terugzien. Red. 880 bij de dubbele positie waarin Gij verkeert en die aanleiding geeft tot moeilijkheden bij de vervulling, op redelijke wijze, van de taak, welke èn in Uw burgerlijk leven èn in Uwe militaire functies op Uwe schouders rust of kan komen te rusten, U in staat te stellen Uwen plicht te doen op een wijze, waarover Gij zelf in de eerste plaats zult kunnen tevreden zijn. Uw overleg zal de militaire autoriteit tot nut kunnen strekken bij het nemen van hare maatregelen, opdat met een bereikbaar maxi mum van efficiency in het militaire, gepaard ga een minimum van stoornis in het economische leven, waarin Gij allen een functie hebt, veelal eene van beteekenis. Gij, reserve-officieren, vormt een integreerend deel van het leger op oorlogsvoet. Uw paraatheid is een belangrijke schakel in de paraat heid van het Leger. Dat het probleem van Uwe paraatheid er een van groote samen gesteldheid is, weet Gij evenzeer als ik. Voor een goed deel zijt Gij als Nederlandsch reserve-officier in Indië gekomen. Een grondige heroriëntatie ook op militair gebied is of was daarom voor velen Uwer noodig. Dit is de kern van het vraagstuk, en de reden waar om het hier te lande zooveel moeilijker is op te lossen dan in Nederland. Dat Gij U inspant en Uwe beste krachten geeft, om tot zoo goed mogelijke resultaten te geraken, waardeer ik in U ten zeerste. Gij streeft er zoodoende naar goed soldaat te zijn, naar den aard en naar den geest, en daarbij als officier Uwe militaire kennis en vaardigheid te verhoogen en te verrijken, opdat Gij paraat zult zijn in de ure des gevaars. En in die Ure zult Gij niet het tweeslachtige wezen zijn, Mijne Heeren, waarover Uw Voorzitter gisterenavond sprak. Gij zult dan zijnsoldaat en officier in den vollen zin des woords. En zooals een beroepsofficier zich er zijn leven lang op te bezinnen heeft, wat dat inhoudt, wat dat zeggen wil, zoo wil ik U vragen, daarover veel vuldig Uwe gedachten te laten gaan, opdat Gij althans dan alle twee slachtigheid zult hebben laten varen. Wij, Gij en ik, zijn soldaat, Wij, Gij en ik, zijn staatsburger. Wij hebben tot plicht, goed staatsburger en goed soldaat te zijn. En Gij, reserve-officieren, hebt dan nog het voorrecht, in Uw burgerleven, in Uw burgerfunctie, de weerkracht te kunnen bevor deren, door mede te werken en te doen werken, Uw omgeving, aan de uitvoering van harte - van de maatregelen, welke de Regeering noodig acht tot verhooging van de weerbaarheid des lands, zoowel op zuiver militair gebied als indirect, b.v. op het gebied der staatsmobilisatie, en om U heen te scheppen een sfeer van vertrou wen, van vasten wil tot handhaven, en van bereidheid tot het brengen van offers, als het moet het hoogste Zoo zie ik, Mijne Heeren, het werken en streven van Uwe ver- eeniging. En daaraan wijd ik dezen dronk.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 69