schillende kanten bekijken. Als men dat werkelijk meent, dan hebben
wij zooals ik zeide geen reden de tegenstellingen te verscherpen
of meuwe tegenstellingen in het leven te roepen. Indien dit zoo is,
mai? J1J °egeven en daarmede rekening houden in de toekomst,
maai dan moet men aan den anderen kant ook rekening houden
WJ- v°ortdurend nadrukkelijk op den voorgrond hebben
gesteld, dat wij van onzen kant slechts hebben wiilen wijzen op
fs nofdft n f naar °nZe meeninS voordeed en dat ernstig
is, omdat dit onwillekeurig invloed moet hebben op de werkkracht
en de geestdrift van de menschen in het leger en dus een rem betee-
kent op de kracht die het leger vertegenwoordigt, juist in een tiid
dat die kracht ten volle tct ontplooiing komt tlM
(De heer Sosrohadikoesoemo Maar dat zou dan toch niet
m het openbaar behoeven te gebeuren.)
Men is dus op die woorden heftig aangevallen. Maai-, Mijnheer
?an derZdefr' bet, VOng?. ]aar heb ik in deze zaal biJ bespreking
van de defensie-begrooting, met andere woorden hetzelfde gezegd
het cr!feJCOmï1la:QdantJlee£t miJ toen bestreden en dat is natuurlijk
fiedi g drecht V^n e ReSeermS maar ik ben geen oogenblik
ondermint06 gezag-vijandig of als iemand, die de krijgstucht
Wij konden dan ook, waar wat te Bandoeng werd gezegd naar
onze meening mets anders was dan een terugkomen op wat m de^
zaal reeds te berde was gebracht en waaraan door de Regeering ook
aandacht was geschonken, deze verontwaardiging onmogelijk begrijpen
en onmogelijk verwachten en ook op dit oogenblik kunnen wij ons
nog met begrijpen, waarom deze zaak op een dergelijke manier moet
worden opgenomen en waarom daarover een zoo groote verontwaar-
weerSisTeb]tek0ent.Staan antwoord der Regeering ook nu
dP°h^l st^ndpu?t1 Rebben wij ten overvloede nog eens neergelegd in
T b^kende Ifrk armg' 0Pgenomen m het nummer van „Nederlandsch-
Indie van 20 Mei 1938, waarin wij onder meer schreden:
„De Vaderlandsche Club ijvert sinds vele jaren met alle kracht
voor een volwaardige en in elk opzicht voor haar taak berekende
e ensiezij tracht de Indische gemeenschap bij voortduring te
doordringen van de noodzakelijkheid om de offers, welke deze
zelfrtehfr.bMrgent_r,0fferS in gCld' in arbeid' in nienschenlevens
zelfs wellichtte brengen en met blijmoedigheid te brengen
dit geeft haar aan den anderen kant niet slechts het recht, doch
maakt het haar ons inziens tot dure plicht, te wijzen op fouten
jf z!cb, naar baar meening voordoen en welke op den duur'
noodlottig kunnen zijn."
Ik wil het hier nog eens met nadruk herhalen: Wij hebben alle
waardeering voor wat de legerleiding en het officierscorps hebben tot
sand gebracht. Maar naar onze meening gebeurt er nog steeds niet
genoeg en met altijd gebeurt, wat er gebeurt, op de juiste wijze
daTbifX X V1£d lk onder meer een bevestiging in het betoog,
dat bij de algemeene beschouwingen zoowel in eersten als in twee
den termijn en bij de behandeling van de VlIIste begrootingsafdeeling
in deze zaal is gehouden door den heer Sol en in de vele citaten
door dit geachte medelid hier gisteren nog aangehaald.
Desondanks hebben wij dus de bewuste passage teruggenomen en
ook m dat opzicht geloof ik, dat wij zeer duidelijke teal hebben
gesproken. In dezelfde verklaring hebben wij gezegd
de W1Jze' waarop van enkele zijden op de bewuste passage
opemngsrede is gereageerd, moet intusschen worden ge-