zijne vereeniging steeds zal weigeren zich te leenen tot eene actie van
ontevreden militairen, dan geeft hij van een juist standpunt blijk,
doch het is onbegrijpelijk dat het geachte lid dan niet inziet, hoe
weinig de uitlatingen, die tot deze discussie hebben geleid, bij dit
standpunt passen.
(De Heer SoangkoeponHij bedoelt het goed).
Wanneer de heer Verboom met nadruk gewaagt van de loyaliteit
van zijn groep en verzekert, dat deze door niemand, maar dan ook
door niemand in twijfel kan worden getrokken, begeeft hij zich op
een terrein, waarop de Regeering hem niet is voorgegaan. De Regee
ring heeft Zich niet in eene generaliseerende kwalificatie van de
V.C. begeven; Zij heeft Zich beperkt de heer Verboom leze het
maar na tot eene beoordeeling der bewuste uitingen en het ver
binden daaraan van de conclusie over het aanvaarden van candi-
daturen door offcieren. Deze conclusie, M.d.V. was onvermijdelijk.
Het moet voor een ieder, die legerverhoudingen kent, duidelijk zijn,
dat officieren niet door als vertegenwoordigers der zienswijzen
van de V.C. op te treden den schijn behooren te wekken als zou
den zij óók de uitspraak van ontstemming, misnoegdheid, teleur
stelling en ontevredenheid onderschrijven en daaraan door hunne
aanwezigheid in vertegenwoordigende lichamen kracht willen ver-
leenen. Dit heeft met het recht van critiek en openbaarheid van
behandeling, die de heer Verboom terecht verklaart voor te staan,
niet te maken, evenmin als met de maatregelen, die de Regeering
neemt om defensiegeheimen te bewaren.
Ten slotte nog de grief van den heer Verboom, dat de Regeering
Zich verklaarde juist aan den vooravond der verkiezingen. Regeering
en Legerleiding, M.d.V., hebben ten aanzien van deze aangelegenheid,
toen zij opkwam,, aanstonds het zelfde inzicht gehad dat Zij nog zijn
toegedaan. Ook zonder dat een of ander aanschrijven uitging mocht
de Regeering op goede gronden aannemen, dat Haar oordeel, hetwelk
door officieren in het algemeen ongetwijfeld wordt gedeeld, voldoende
bekendheid verkregen had. De heer Verboom spreekt van zijn ver
langen de verhoudingen niet te verscherpen. Welnu, die zelfde over
weging deed de Regeering aanvankelijk voornemens zijn bij den eer
sten termijn niet op dit onderwerp terug te komen. Zij had geen
behoefte opnieuw te verkondigen wat Zij als reeds bekend mocht
veronderstellen. Zij kon en wilde bij dat voornemen echter niet
blijven toen Haar bleek dat bij sommigen twijfel omtrent de inzichten
van Regeering en Legercommando ontstond. Het was van belang,
onzekerheid, waar die zijn mocht, door eene uitdrukkelijke uitspraak
op te heffen. Die uitspraak behelsde niet meer dan het standpunt,
dat van den beginne af gehuldigd was. De omstandigheid, dat weldra
de stembus zou moeten spreken, mocht de Regeering uiteraard niet
weerhouden om te doen wat de zuiverheid der betrekkingen scheen
te vorderen.
Het geachte lid getuigt tegen het einde van zijn rede, dat zijne
vereeniging ten volle achter de Regeering wil staan in de moeilijke
omstandigheden, welke zich voor Nederlandsch-Indië voordoen, nu
en ook in de toekomst, en dat zij daarnaast gaarne fouten, welke
zij gemaakt mocht hebben, zal erkennen. Gelijk de Regeering de
medewerking van elke groep van ingezetenen op prijs stelt, aan
vaardt Zij voor Haar verantwoordelijke taak ook gaarne den steun
van den heer Verboom en de zijnen. Waar echter ook deze passage
slechts veronderstellenderwijs van fouten spreekt, de Regeering daar
entegen bepaaldelijk meent dat fouten zijn begaan en deze de uit
spraak wettigden, die Zij daaraan verbond, blijft te dien aanzien het
verschil van standpunt en waardeering bestaan.