Shakespear behoorde tot den Britsch-Indischen politieken dienst, en zooals bekend mag worden verondersteld er was voor en tijdens den wereldoorlog een Indisch Bureau dat werkte onder den Britschen Onderkoning in Delhi, naast een Egyptisch Bureau in Caïro, dat rechtstreeks onder het Foreign Office in London stond. De arbeidssfeer van beide bureaux was gescheiden door een lijn, dwars door Arabië ongeveer van Basra naar Koenfoeda (aan de Roode Zee Z. van Mekka). Wat Noord van deze lijn lag was werkingssfeer van Caïro, wat Zuid er van lag van Indië. En dus behoorde Hoesein van Mekka tot „Caïro" en Ibn Saoed van Riad tot „Br.-Indië". Tot goed begrip van de komende moeilijkheden dient men nu te weten, dat Caïro toenmaals dicht bij London lag, vergeleken met het verre India Caïro kón lastig worden, maar Delhi lag 3 weken verder weg. En bovendien koesterden het Egyptisch Bureau en de Indian Political Service voor elkander zoo ongeveer de waardeering van hond en kat. De „Indiërs" meenden, dat de „Egyptenaren" alleen maar konden tea-en, dansen, polospelen, spelevaren op de Nijl en autorijden door de woestijn, derhalve zwakkelingen waren zonder „brains" en de „Egyptenaren" vonden de „Indiërs" kortweg wilden zonder hersens. Dus was Hoesein het troetelkind van Caïro-London en Ibn Saoed de vriend van Indiëen kreeg de oude kribbige querulant Hoesein, ten slotte tegen beter weten in, door dik en door dun den steun van Engeland, en werd Ibn Saoed totaal en opzettelijk veronachtzaamd. Welk nadeel Engeland zich aldus heeft berokkend door het onderling gekif van beide, gescheiden werkende bureaux is haast niet te schatten. „Indië" wenschte reeds bij het begin van den wereldoorlog dringend een bondgenootschap met Ibn Saoed, in wien men den toekomstigen leider van den Islam voorzag, wat met het oog op de 70 millioen fanatieke Indische Moehammedanen van groote beteekenis scheen. „Egypte", met zijn 12 millioen meer politieke dan fanatieke Islamieten, begreep dat nieten dus London evenmin. Daarom zette London in den wereldoorlog „op het verkeerde paard" Hoesein van Mekka die wel een heilig man was en afstammeling van den Profeet, maar toch geen groot man. En in Arabië is nog steeds de persoonlijkheid van een volksleider beslissend voor zijn macht. Teekenend voor Engelands voorkeur moge nog de volgende geldkwestie zijn Hoesein kreeg maan delijks van Engeland 250.000 subsidie en Ibn Saoed 5.000 Wij zullen nu nog in het kort het drama Hoesein verhalen. In onze studie van Lawrence is zijn querulante rol reeds aangeduid en zonder T. E. Lawrence zou er van de Caïro-sche hooggestemde verwachtingen niets zijn terecht gekomen. London had echter Hoesein eenmaal als paradepaard voor den Islam uitverkoren, en wilde stijfhoofdig op dat besluit niet terugkomen. In 1916 820

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 9