Vanzelfsprekend is het dat de omgeving van Merauke door het militaire detachement werd verkend. Patrouilles en excursiën mochten echter slechts plaats hebben op verzoek van de civiele autoriteit. Vooral door den assistent-resident J. A. Kroesen werd menige tocht in het Zuid Nieuw-Guinea gebied bevolen. Het ontbreken van een systematischen opzet alsmede de gebrekkige middelen, waarmede vrijwel al deze tochten zijn ondernomen (van menige reis is zelfs geen schetskaartje over gebleven) waren oorzaak van de geringe resultaten. Hierin kwam onder de regeering van G.G. Van Heutsz veran dering. Bij besluit van 12 Februari 1906 werd aan den Kapitein der infanterie in commissie H. Colijn opgedragen om van advies te dienen o.m. ten aanzien van de voor Nieuw-Guinea te volgen gedragslijn. In zijn nota van 4 Februari 1907 vat kap. Colijn zijn oordeel over de vestiging van onze drie bestuursposten samen in de woorden„dat zij slechts in één richting gunstige resultaten hebben opgeleverd en wel ten opzichte van onze verhouding tot het buitenland. Ons bezitsrecht is door de occupatie verzekerd en aan de klachten onzer Engelsche buren kwam een einde". Overigens was van onzen invloed niets merkbaar. Het eerste voorstel waartoe kapitein Colijn kwam luidde dan ook „Voor zoover dit nog niet geschiedde, worde een stelsel matige exploratie van het eiland bevolen De tijd voor dergelijke deskundige onderzoekingen achtte hh' eerst aangebroken, „wanneer te voren op meer eenvoudigen voet onderzoekingen zijn gedaan, vooral omtrent de topografische ge steldheid van den bodem. De verkenning van het geheele terrein moet zich voornamelijk richten op vermeerdering onzer topografische kennisbevaar baarheid der rivieren, bodemverheffing en gesteldheid van den grond". Aan deze voorstellen werd een begin van uitvoering gegeven door het plaatsen van drie militaire detachementen in Neder- landsch-Nieuw-Guinea. Met het oog op de gezagsuitoefening in de Maccluergolf en in de Geelvinkbaai werd voorgesteld een detachement te legeren op een aan de Maccluergolf nieuw te stichten afdeelingshoofd- plaats. Hoewel Fak-Fak ook toentertijd voor een bestuursves- tiging ongeschikt werd geoordeeld (ook thans heeft Fak-Fak als afdeelingshoofdplaats geen onverdeelde instemming, een verhuizing gaat echter altijd met groote kosten gepaard, men zal zulks niet ondernemen aleer de omstandigheden het bepaaldelijk eischen), maakte de toestand in de omgeving van Fak-Fak het alvorens over een andere plaats van vestiging was beslist noodzakelijk -daar in November 1906 een klein detachement heen te zenden een half jaar later werd dit versterkt tot 2 officieren en 75 man. 938

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 19