in. Van de verschillende tusschenbivaks uit werden de noodige „zij slagen" gemaakt, welke zich tot 14 dagen heen en terug konden uitstrekken. Uit het bovenstaande volgt, dat men algemeen moest streven naar beperking van de landtochten, meestal werden deze dan ook niet verder doorgezet dan de benedenste uitloopers van de verschillende bergketens. Daar zocht men geschikte observatie punten om het bergland aan te peilen en in te schetsen, waarbij telkens elk volgend stroomgebied aan het vorige werd vastgelegd. In het Westelijk deel van Nieuw-Guinea (de Vogelkop en de hals) konden een groot aantal landtochten van kust tot kust worden verricht, hoewel ook hierbij zoo veel mogelijk de rivieren werden gevolgd. Bij de wetenschappelijke expedities was bijna altijd de kam van het gebergte het doelwit. Vooral in de jaren na den oorlog werden deze expedities buiten gewoon duur, als gevolg van den grooten opzet en de geweldige hoeveelheid goederen, welke men wenschte mee te voeren. De botanicus-zoöloog der Nederlandsch-Amerikaansche expeditie van 1926 wenschte bijv. aan instrumenten, conserveeringsmaterieel enz. een gewicht tot 3000 kg opgevoerd te zien van het basisbivak aan den benedenloop van de Mamberamo naar het explorateurs- bivak in het hooggebergte. Een berekening van het aantal dragers om een bepaald aantal menschen te verzorgen geeft wel eenig inzicht in de moeilijkheden van een grooten landtocht. Men kan het aantal dragers, dat voor een tocht van bijv. 14 dagen noodig is, berekenen met gebruik- 14 ap 11 bp making van de volgende tormuie x 20 14 p waarbij a het aantal personen, die geen lasten dragen. b het aantal personen, die behalve 3 dagen vivres, het voor de expeditie benoodigde materieel dragen, p het gewicht in kg van een dagrantsoen, x het gevraagde aantal dragers, met lasten van 20 kg. De zeer kostbare Mamberamo-expeditie 19021922, welke het eerste jaar 12 officieren en 116 mindere militairen, het tweede jaar 7 officieren en 128 manschappen telde, was uitgerust met respectievelijk 163 gestraften en 116 Dajaks en met 460 gestraften en 206 Dajaks. (Deze expeditie kostte anderhalf millioen gulden Al deze menschen waren in touw om de voorste groep van rfc 20 man langs een étappenlijn van 400 km te voeden. We zien hieruit wel dat het noodzakelijk is een expeditie zoo sober mogelijk uit te rusten, een combinatie van een topografische en een wetenschappelijke expeditie is in het algemeen ondoel matig iedere man, dien men in de voorste groep kan besparen, 945

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 26