radiotelegrafist niet in staat is het vijandelijke radiobericht af te
luisteren. Wil men zekerheid omtrent de waarde van afgeluisterde
vijandelijke radioberichten verkrijgen, dan moet getracht worden
een zoo groot mogelijk aantal berichten te onderscheppen, welke
zoo spoedig mogelijk door een daartoe bevoegde instelling (een
centraal lichaam) worden behandeld, onderling vergeleken e.d.
Vooral wanneer het vijandelijk radioverkeer zeer uitgebreid is en
op vele onderling zeer uiteenloopende golflengten wordt gewerkt,
zal ook de organisatie van den luisterdienst omvangrijk dienen te
zijn. Behalve over een groot aantal ontvangtoestellen zal ook over
peilstations moeten kunnen worden beschikt om zoo mogelijk
vijandelijke radioposten te kunnen peilen.
In het artikel „Radiogebruik en -misbruik te velde" van den
Majoor W. A. van der Beek (I.M.T. 1936 nr. 8) wordt o.a. het
navolgende gezegd
Bij dit betoog worden twee in wezen geheel van elkaar verschil
lende soorten van „luisterdienst" met elkaar verward. Indien voor
een radiopost het seinverbod geldt, zoodat dus alleen mag worden
uitgeluisterd, geschiedt dit laatste op een bepaalde golflengte en
een kleinen golfband ter weerszijden daarvan. De kans, dat een
vijandelijke radiopost wordt gehoord is dus gering en wanneer dit
gebeurt, dan mag er normaal geen aandacht aan worden geschon
ken. De luisterende post moet namelijk steeds paraat blijven om
een eventueel (ondanks het seinverbod) verzonden dringend
bericht van den tegenpost onmiddellijk te kunnen opnemen. Bij
ontvangposten behoorende tot den centralen luisterdienst worden
bepaalde golfbanden door speciaal daarvoor opgeleid personeel
met gebruikmaking van zeer gevoelige en selectieve ontvangers
stelselmatig afgezocht om vijandelijke radiostations op te sporen.
Wil men den vijand op radiogebied dus geen volkomen vrijheid
toestaan, dan zal men over een geheel op zich zelf staanden goed
georganiseer den centralen luisterdienst moeten kunnen beschik
ken. In dit verband is het ook van zeer veel belang goed op de
hoogte te zijn van de organisatie van den radiodienst van den
vijand men dient te weten welke soorten van toestellen in gebruik
zijn, hoe groot de energie van de zenders is, welke golflengten wor
den' benut en hoe de voorschriften luiden betreffende het sein-
verkeer.
953
„Tot de zeer belangrijke diensten, welke draadlooze telegrafie ons
bewijzen kan, behoort ook het afluisteren.
'Het zal kunnen voorkomen, dat bepaalde radioinstallaties gedurende
langeren tijd niet zullen mogen worden gebezigd om te seinen doch
uitsluitend zullen moeten worden gebruikt om af te luisteren. Zooals
de verkenninigspatrouille „ziet zonder gezien te worden", zoo luistert
de „luisterdienst" zonder zich te laten hooren.
Dat hierdoor uiterst belangrijke en juiste gegevens kunnen worden
verkregen leert ons het bovenstaande fragment uit de krijgsgeschie
denis."