kunnen worden volstaan om het gunstigste stralingsrendement te verkrijgen. Edoch zoo eenvoudig is de oplossing niet; de eigenschappen van de verschillende groepen van radiogolven loopen aanzienlijk uitéén, terwijl bovendien de ultrakorte-golftechniek nog pas in de kinderschoenen staat. C. De voortplanting van de radiogolven. Radiogolven zijn electromagnetische golven gevormd door gelijk tijdig optredende magnetische en electrische krachtveldverande ringen, welke in onderling loodrecht op elkaar staande vlakken werken en zich in den aether voortplanten met een snelheid van 300.000 km/sec. Deze golven worden door de antenne in alle richtingen uitgestraald dus ook in bovenwaartsche richting. De direct langs de aarde gaande golven (men spreekt ook wel van stralen) ondervinden daarin een sterke absorptie en wel hoe slechter het geleidingsvermogen van de aardoppervlakte is, hoe dieper de golven in de aarde dringen en hoe grooter de geabsor beerde energie is. Dit is de reden, waarom de werkingssfeer van een bepaalden zender over zee veel grooter is dan over land. Voorts blijken de absorptieverliezen bij de directe straling nog afhankelijk te zijn van de lengte van de golven. Hoe korter deze zijn hoe sterker de absorptie is en dus hoe kleiner de directe werkingssfeer van den zender is. Het is voorts gebleken, dat bij ae directe straling de radiogolven (behoudens de ultrakorte- en de microgolven) de kromming van het aardoppervlak volgen. De electromagnetische golven worden zooals reeds is gezegd ook in bovenwaartsche richting door de antenne uitgestraald het is gebleken, dat ze daarna echter geleidelijk ombuigen en ten slotte weei naar de aarde worden teruggezonden. Deze buiging (breking) vindt plaats in de z.g. Heaviside Kennellylaag, tegenwoordig de ïonosfeer genaamd. Deze ïonosfeer ontstaat doordat de gassen, welke de aarde omgeven, als gevolg van de bestraling door de zon (en vermoe delijk ook door de kosmische stralen) worden geïoniseerd, waar door dus electrisch geladen deeltjes ontstaan. De aanwezigheid van deze ïonen heeft tot gevolg, dat de electromagnetische golven geleidelijk gaan afbuigen van de oorspronkelijke richting en ten slotte geheet naar de aarde worden teruggekaatst. Hierdoor is het mogelijk met de korte golven (10 50 meter) ook met een betrekkelijk geringe zend-energie zeer groote afstanden te over bruggen, omdat de absorptie in de ïonosfeer te verwaarloozen klein is. De hoogte, waarop de reflectie plaats vindt, hangt af van den toestand van ïonosfeer en deze zal 's nachts hooger liggen dan overdag. Echter is het verloop van de refractie in de ïonosfeer in hooge mate afhankelijk van de frequentie van de electromagne tische golf. Naarmate de golflengte kleiner is (dus de frequentie 960

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 41