grooter) dringen de radiogolven dieper in de ïonosfeer door en
vindt de reflectie in hoogere lagen plaats daardoor zal de z.g.
indirecte straal op een grooteren afstand van den zender de aarde
bereiken.
Het voortplantingsproces, dat wij hier maar even hebben
aangeroerd, is uiteraard zeer ingewikkeld ook factoren als de
invalshoeken van de stralen t.o.v. de ïonosfeer in verband met de
golflengte ervan, het magnetische veld van de aarde e.d. oefenen
invloed uit op de voortplanting van de radiogolven.
Hoewel de kortere golven en in het bijzonder die beneden
50 meter zich dus door de indirecte straling bij uitstek leenen
voor het lange-afstandsverkeer, zoo kan bij gebruik ervan de
verbinding nooit voor de volle 24-uur van een etmaal worden
gegarandeerd.
De golven van gemiddelde lengte zijn goed bruikbaar voor het
kleinere-afstandsverkeer.
Golven met een lengte kleiner dan 10 meter worden in de
ïonosfeer niet gereflecteerd en kunnen dus niet voor het over
bruggen van groote afstanden worden gebruikt.
De ultra-korte- en microgolven benaderen in hun eigenschappen
de lichtgolven en worden daarom wel quasi-optisch genoemd in
het algemeen gesproken reiken zij niet verder dan tot den horizon.
De microgolven kunnen worden gebundeld terwijl de uitgestraalde
bundel kan worden gericht.
Slot volgt).
961