gevolgtrekkingen hieruit voor een optreden onder volledig „Euro
peesche" omstandigheden slechts betrekkelijke waarde kunnen
hebben.
II. VOORGESCHIEDENIS.r)
Gedurende de 19e eeuw kreeg de verdeeling van Afrika onder
de Europeesche rijken steeds verder haar beslag. Eik land, dat
zich zelf respecteerde en niet reeds m andere werelddeelen de
handen vol had, trachtte een deel van den buit te bemachtigen.
Doch, zooals dat bij elke verdeeling gaat, de een is er vlugger
bij dan de ander. Onder de laatkomers bevond zich Itahe.
Toen dit land zich omstreeks 1880 meer en meer geconsolideerd
had, en deels uit prestige, deels uit werkelijke behoefte, begon
uit te zien naar expansiemogelijkheden, bezette Frankrijk m 1881
Tunis, als het ware vlak tegenover de deur van Italië gelegen.
Dit noopte Italië zich bij den tweebond Duitschland—Oostenrij
Hongarije aan te sluiten. Op die wijze gesteund m den rug, lie
het den blik vallen op het eenig overgebleven deel van Atnka,
dat nog „zu haben" was, n.l. Abessymë. „tv
In navolging van Engeland, dat in 1884 Zeila en Berbera bezette,
en van Frankrijk, dat terzelfder tijd de hand legde op Djiboeti,
besloot Italië in 1885 de Roode Zee-haven Massawa, m naam
onder heerschappij van Abessynië staande, in bezit te nemen.
Hiermede had het dus „a finger in the pie".
Hoewel Abessynië een zeer oude traditie als zelfstandig rijK
bezat, was het niettemin eeuwenlang een conglomeraat van allerlei
meer of minder machtige en onafhankelijke stammen. Eerst m
de tweede helft van de 19e eeuw slaagde THEODORUS er m
zijn macht over een groot deel van het land uit te breiden. ij
liet zich in 1865 kronen tot Negus Negesti, Koning der Koningen.
Ziin opvolger JOHANNES breidde zijn macht verder uit, hetgeen
(wij zouden willen zeggen onvermijdelijk) botsingen met andere
staten, waaronder Italië, tot gevolg had. Twee jaar na de inbezit
neming van Massawa werd een Italiaansche troepenmacht bij
Dagali door de Abessyniërs verslagen (1887).
Negus MENELIK II sloot kort na zijn optreden in 1889 met
Italië het verdrag van Oetsjalli, waarbij hij niet alleen m het
Noorden Erytrea (250.000 km2, hoofdstad Asmara) en het over
gebleven deel van Somaliland in het Zuiden (180.000 km hoofd
stad Mogadiscio) aan Italië afstond, doch bovendien dit land het
recht toekende het Abessynische rijk (hoewel volkomen zelf
standig blijvende) naar buiten te vertegenwoordigen, alsmede een
soort beschermheerschappij ten opzichtp van Abessynië uit te
oefenen. Daar het nieuw verkregen gebied voor het meerendeei
uit woestijn en kale, onvruchtbare bergstreken bestond, waarvan
x) Zie schets 1 (overzichtskaart).
973