verschillende bataljons uit dit korps werden genomen en bij
Italiaansche eenheden ingedeeld.
De sterkte van de in Somaliland te mobiliseeren troepenmacht
bedroeg ongeveer a Vz van die in Erytrea. Daarnaast beschikte
men aldaar over de z.g. „Doebats", vrij williger korpsen onder
leiding van Italiaansche officieren en door het Italiaansche
gouvernement bewapend. Hoewel de Somali als soldaat belangrijk
lager werd aangeslagen dan de Askari (Inheemsch soldaat) in
Erytrea, zoo werd hij toch alleszins bruikbaar geacht. DE BONO
teekent hem als goed gedisciplineerd, volhardend en betrouwbaar.
Behalve deze troepen werden later nog Inheemsche onderdeelen
uit Lybië naar Oost-Afrika gezonden.
Italië gaf er zich van den aanvang af duidelijk rekenschap van,
dat naast het versterkte koloniale korps aanzienlijke krachten
uit het moederland zouden moeten worden ingezet. Twee dingen
stonden n.l. voor MUSSOLINI vast. In de eerste plaats kon Italië
met het oog op den internationalen toestand geen (zelfs niet
tijdelijken) tegenslag riskeeren, zoodat van het begin af de
Italiaansche strijdmacht in elk opzicht de meerdere moest zijn
van het Abessynische leger. In de tweede plaats moest de strijd
snel beslist zijn, n.l. gedurende den drogen tijd. Dit was niet alleen
noodzakelijk met het oog op den gevreesden regentijd, welke
elke operatie vrijwel onmogelijk zou maken, maar ook wijl, alweer
in verband met de internationale situatie, de Italiaansche divisies
bezwaarlijk in het moederland gemist konden worden. De tijd
werkt tegen ons, aldus MUSSOLINI.
Niet dadelijk wist men hoe groot de totale sterkte van de uit
het moederland te zenden troepen moest zijn, hetgeen overigens
geen verwondering behoeft te wekken. De omstandigheden wis
selden steeds. In de „Richtlijnen en plan van actie voor de
oplossing van het ItaliaanschAbessynische geschil", door MUS
SOLINI persoonlijk eind December 1934 uitgewerkt, is hij van
meening, dat naast de 60.000 Inheemsche soldaten minstens
eenzelfde aantal uit Italië ter beschikking gesteld moet worden.
Voorts waren voor Erytrea 200 en voor Somaliland 50 vliegtuigen
noodig. Even verder in hetzelfde stuk zegt hij, dat deze 60.000
beter nog 100.000 soldaten in October '35 in Erytrea moeten
klaar staan. In Februari '35 schrijft MUSSOLINI aan DE BONO,
dat deze eind September over 100.000 man (naast de Inheemsche)
dient te kunnen beschikken, die spoedig tot 200.000 moeten
aangroeien. Deze zullen in den loop van 1935 worden gezonden.
Een volgende brief van begin Maart kunnen we niet nalaten
gedeeltelijk te citeeren, aangezien deze kenschetsend is
„Het is mijn diepe overtuiging, dat gij daar we omstreeks October
bij de operaties het initiatief moeten nemen een totale macht van
300.000 man (waarvan ongeveer 100.000 zwarten in beide koloniën)
moet hebben, benevens 300500 vliegtuigen en 300 vrachtwagens.
981