doch volstaan met te vermelden, dat letterlijk alles ten behoeve van den voorgenomen krijg moest worden geschapen of aange voerd. Zelfs de benoodigde havens moesten nieuw worden gebouwd (Bender Cassim aan de Oostkust van Somaliland) of zoodanig worden verbouwd en uitgebreid (Massawa), dat dit bijna met nieuwbouw kan worden gelijkgesteld. Nagenoeg alle benoodigde wegen moesten nieuw worden aangelegd (de eenige bestaande spoorweg Massawa-Asmara eischte radicale wijziging), de watervoorziening moest van den grond af worden opgebouwd, het verbindingswezen eveneens, idem vliegterreinen, barakken en verblijven voor troepen en diensten, hospitalen, enz. enz. Geen wonder, dat dit leger van den arbeid, beginnende met eenige duizenden, bij den aanvang der operaties was uitgegroeid tot 50.000 a 60.000 man en omstreeks de jaarwisseling de 100.000 naderde. ABESSYNIË. Van de Abessynische strijdkrachten zijn veel minder bijzonderheden bekend. Wel is zooveel duidelijk geworden, dat van een eigenlijk leger niet kon worden gesproken. Veeleer bestond de strijdmacht uit verschillende legers, bijeengebracht en aangevoerd door de voornaamste hoofden der stammen, waaruit het rijk van den Negus bestond. De totale sterkte is slechts globaal bekend. De indeeling van deze legers is nog steeds een diep geheim, behalve dan dat van een eenigszins Europeesche organisatie vrijwel niet kon worden gesproken. Een uitzondering hierop maakte de keizerlijke garde, het keurkorps van den Negus, dat onder leiding van buitenlandsche officieren was georganiseerd en geoefend. De meest voorkomende opgave van deze verschillende troepen machten is de volgende. In het noorden bevonden zich drie legers, n.l. het westelijke leger van Ras (titel voor stamhoofd of stadhouder) IMROE, noord van Gondar (uit de landstreek Godsjam), ter sterkte van ongeveer 30.000 man; in het midden, in de streek Tembien, het leger van Ras CASSA en Ras SEYOEM, ongeveer 40.000 man het oostelijk leger onder Ras MOELOE- GHETA, den Minister van Oorlog van den Negus, sterk ongeveer 50.000 man, dit was bij het begin der operaties tusschen Makallé en Dessié geconcentreerd. Deze geheele macht van rond 120.000 man stond onder bevel van Ras SEYOEM, die zich bij Ras CASSA ophield 1In hoeverre SEYOEM werkelijk invloed heeft uitge oefend, is moeilijk na te gaan, doch gezien het feit, dat de bevel hebbers zelfs den Negus maar zeer ten deele gehoorzaamden, is het niet aannemelijk, dat Ras SEYOEM veel gezag heeft gehad. Van éénhoofdige leiding en concentratie van krachten is in elk geval niets gebleken. 984 1) Volgens een andere opgave was CASSA de opperbevelhebber. R.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 65