992
biedt. Het verband cie.cdt.-sie.cdt. zal dan geen moeilijkheden opwerpen,
terwijl bij het losbreken van een pantseraanval de samenwerking tusschen
ter plaatse opgesteld pag. en reserve pag. bij een eenhoofdige leiding beter
verzekerd zal zijn.
De D uit s ch e „-pantser-divisi e".
Deze zou volgens de Revue d'Artillerie van Juli 1938 als volgt zijn samen
gesteld
1. Vk.det.
1 escadrille van 12 vlgn.,
24 paun. en 18 vewn.,
1 bat. motorrijders a 3 cien. van 60 a 90 man,
1 bij. gemot.art.,
G.T.
2. drie regn. infanterie op auto's a
3 batn.,
1 cie.mitn. van 8 cm,
1 bij. van 6 inf. kanonnen,
G.T.
3. Vewn.
1 brigade van 500 lichte vewn.
4. Artillerie.
1 reg. van 4 afdn. a 3 bijn.
5. Pag.
1 bat. pag. van 3 cien. (totaal 27 stukken van 37 mm),
1 afd. 20 mm kanonnen.
6. Verbindingen.
1 bat. voor vb.dienst.
In totaal zou het D. leger over 3 van dergelijke divn. beschikken. De
meeste voertuigen zijn „gelandegangig". Men gebruikt de divisie liever voor
acties op de flank en voor de vervolging dan voor de beslissing.
d. V.
Infanterie.
Moreelgetalsterktevuur en beweging.
Aan bovengenoemde onderwerpen wijdt Lt.-Kol. Langon eenige beschou
wingen (Notes sur l'infanterie) in de Rev. Mil. Gén/ van Juni 1938. De
redactie leidt het artikel in met de opmerking, dat S. hier en daar in
strijd komt met de bestaande reglementen en met de officieele opvattingen,
welke, evenals het artikel zelf, op de oorlogservaringen zijn gegrond, doch
dat het belichten der onderwerpen van verschillenden kant niet anders
dan vruchtdragend kan zijn. In het eerste gedeelte van het artikel (Le
moral) betoogt S. dat de inf. tot eiken prijs beschermd moet worden tegen
het, uit het vermeerderen van technische middelen voorkomende waan
denkbeeld, dat zij niet meer het voornaamste bestanddeel van het leger
zou uitmaken. Slechts indien elk soldaat der inf. doordrongen is van de
verantwoordelijkheid, de grootheid en de moeilijkheden van zijn taak, zal
hij bestand zijn tegen de neerdrukkende omstandigheden, waarin het moderne
gevecht hem zal plaatsen. Voorts acht S. het van het grootste belang, dat
de infanterist zijn eigenlijke gevechtstaak kan aanvangen onder de best
bereikbare lichamelijke en materieele omstandigheden. Wat het eerste
betreft, bepleit S. de manschappen slechts te belasten met hetgeen in het
gevecht onontbeerlijk is en al het overige achter te houden en later op te