1001
staat moet dus luchtpolitiek voeren, zoowel om een plaats in het luchtver
keer in te nemen, als om eigen land en belangen te beschermen.
Defensieve luchtpolitiek. Een groote ruimte biedt de beste beveiliging
tegen luchtaanvallen. Rusland en de Vereenigde Staten zijn hierbij dus
in het voordeel. Eilandstaten (Engeland, Japan) vinden in de hen omringende
smalle zeegebieden geen bescherming meer. De defensieve luchtpolitiek van
een land moet er in de eerste plaats op gericht zijn z.m. te voorkomen, dat
in de onmiddellijke nabijheid van het centrum des lands gelegenheid bestaat
om aanvalsbases van een eventueelen tegenstander in te richten. Men zal
zich dus door een politiek van bondgenootschappen of overeenkomsten de
zoo gewenschte en veilige groote ruimte dienen te verschaffen. Uiteraard
is de luchtgeografische situatie van een land hierbij maatgevend. Kleine
staten zullen zich bij andere moeten aansluiten, om het „Grosziuftraum" te
verkrijgen. Neutraliteit wordt hierbij een onhoudbaar begrip, zelfs als deze
door alle omringende landen zou zijn gewaarborgd, want men kan eenvoudig
de luchtzuil boven zoo'n land niet mijden.
De offensieve luchtpolitiek zal in het algemeen parallel loopen aan de
zeepolitiekzij beoogt in de eerste plaats verbinding en beveiliging van
moederland en andere rijksdeelen. Frankrijk b.v. is hierbij in een gunstige
positie, daar het met zijn voornaamste koloniale gebied in Noord-Afrika
één gesloten luchtruim vormt. Evenzeer Rusland. Engeland is een goed
voorbeeld van een land, dat zijn luchtweg naar de andere deelen van het
rijk op ongeveer dezelfde wijze als de zeeweg door middel van steunpunten
en overeenkomsten met andere staten tracht te verzekeren. Echter mogen
deze steunpunten niet binnen direct bereik van de luchtmacht van rivalen
liggen, zoodat men feitelijk „Stützraume" noodig heeft voor zee- en lucht
weg.
Men kan geen politiek voeren zonder over de machtsmiddelen te be
schikken, waarmede men deze politiek kan ondersteunen. Continentale
staten hebben een leger noodig, zeemachten behoeven een vloot om hun
handel en zeewegen te beschermen. Evenzoo is voor beveiliging en beheer-
sching van het luchtruim een luchtmacht het aangewezen middel, welke
dan ook als gelijke naast zee- en landmacht staat. Hieraan doet de om
standigheid, dat zee- en landmacht als hulpwapen vliegtuigen noodig
hebben, niets af. Deze laatste hebben een geheel verschillende taak. Dat
een luchtmacht geen gebied bezetten kan is geen argument tegen haar
zelfstandigheid. Een zeemacht kan dat evenmin is ook niet haar taak.
Luchtmacht heeft haar eigen luchtstrategie, welke zich daarin onderscheidt
van land- en zeestrategie, dat t.a.v. het luchtwapen niet alleen het optreden
tegen gelijksoortige middelen ter sprake komt maar ook de aanval op land
en zeestrijdkrachten en bovendien nog op belangrijke doelen in het achter
land. „Diese, man kann nicht einmal mehr sagenvielseitigen, sondern
allumfassenden Möglichtkeiten ihres Einsatzes bestimmen sie förmlich zu
einer strategischen Angriffswaffe, die doch vernünftigerweise in Interesse
der Gesamtkriegführung nur in der Hand der obersten Leitung zweckmaszig
verwendet werden kann".
Deze luchtstrategie is in een defensieve en offensieve te verdeelen, welke
nauw samenhangt met de defensieve en offensieve luchtpolitiek. Hierbij
valt te bedenken, dat hoewel elk deel der weermacht zijn eigen strate
gische regelen heeft optreden van land- of zeemacht in de toekomst
meer en meer bezwaarlijk wordt, indien niet van te voren overwicht in
de lucht is verkregen. Dat beteekent, dat de land- en zeestrategie door de
luchtstrategie zullen worden beheerscht.
De luchtmacht wordt de algemeene strategische reserve, welke door de
groote mogendheden naar de bedreigde „ruimten" in de wereld verschoven
kan worden. „Das Spannungsfeld des Pazifik mit seinen anliegenden Grosz-
raumen ist gerade das eindruckvollste Beispiel eines Kriegsschauplatzes,
der für die Entfaltungsmöglichkeit der neuen Raumwaffe förmlich wie