1008 mogelijkde mobilisatie dezer eenheden kon derhalve slechts gedeeltelijk tot uitvoering worden gebracht. Voorts verdient vermelding, dat de een- iheden bovendien voor een groot deel uit recruten bestonden. De geheele voorbereiding van den inval in Oostenrijk duurde slechts in totaal negen uren. S. wijst er op, dat zulks slechts mogelijk is kunnen zijn, dank zij een ijzeren tucht en discipline. De reserve-officieren, die hier voor zoover zij konden worden opgeroepen, de weinige actieve offn. hebben moeten aanvullen, moesten wel zeer goed zijn geoefend op een snelle oorlogsvoorbereiding (mobilisatieoefn. in vredestijd.) Tenslotte wijst S. er op hoe hier met bijzonder succes de gevechtsgereedheid van de immers zeer onvolledig gemobiliseerde invalstroepen is opgeofferd aan snelheid van handeling en verrassing ten einde het politieke deel te bereiken. Een medewerker van „Het Vaderland" wijdt enkele beschouwingen aan het vraagstuk „Verdediging van lndïê door een slagvloot of door vlieg tuigen en klein materieel, met actie van de kruisers tegen 's vijands ver bindingen". S. gaat daarbij uit van den o.i. juisten grondslag, dat het voor de Indische defensie alleen aan komt op onze werkelijke gevechtskracht in vergelijking met die der mogelijke aanvallers. Volgens hem kan degene, die een strijd met bovenwaterstrijdkrachten wil aanvaarden, niet volstaan met een z.g. „harmonische vloot", waarin de artillerieschepen alleen maar vertegen woordigd worden door enkele lichte kruisers, terwijl de vermoedelijke tegenstander daartegenover een aanvalsvloot van slagschepen en een overmachtig aantal kruisers kan stellen. Wil men derhalve het zwaartepunt van de Indische defensie op de vloot leggen, dan dient daarin volgens S. ook als machtskern de slagkruiser in voor te komen. Eerst dan bestaat er volgens S. een redelijke kans, dat wij zullen kunnen beletten, dat een aggressor zich in het bezit stelt van deelen van ons grondgebied met over zee aangevoerde troepen. Het Indische defensievraagstuk is derhalve volgens S. niet terug te brengen tot het vraagstuk (lichte) kruiser of slagluchtmacht, doch totslagkruiser of slagluchtmacht. Van dit standpunt uit bezien acht S. het volkomen begrijpelijk, dat vele deskundigen meer geneigd zijn het zwaartepunt te leggen op de vorming van een slaglucht macht, welke niet alleen spoediger zal zijn te realiseeren, doch mede een snellen massalen inzet gedoogt. De opmarsch van 's vijands transportvloot en beveiligende zeestrijd krachten moet evenwel worden verkend en gemeld. Dit is volgens S. in onze verhoudingen de taak van de vloot met haar verkenningsorganen (incl. verkenningsvlgn.)in welk systeem tevens past de lichte kruiser ten einde door 's vijands vooruitgeschoven scherm te kunnen doordringen en verkenningsstooten te kunnen uitvoeren. Voorts erkent S. de belangrijke taak van den lichten kruiser om op 's vijands verbindingen te ageeren. De slagkracht moet echter volgens S. worden gezocht in een slagluchtmacht, op grond van haar groote mobiliteit en gevechtskracht, beschouwd m.b.t. de groote uitgestrektheid van het te verdedigen gebied. Op een ander standpunt stelt zich „Onze Vloof', het orgaan van de gelijknamige Kon. Ned. Ver. De medewerker aan dit orgaan acht voor de Indische defensie eveneens een krachtige slagmacht noodig, doch ziet in den slagkruiser meer mogelijkheden dan in een slagluchtmacht. S. meent vervolgens, dat de drie groepen Glenn-Martin legerbommenwerpers van de Ned.-Ind. Landmacht aan aanschaffings-, exploitatie- en afschrijvings kosten ongeveer een gelijk bedrag vereischen als de bouwkosten van drie moderne slagkruisers. S. stelt daarbij de practische bruikbaarheid van vlgn. als gevechtsinstrument op 5 a 6 jaar en van slagkruisers op 25 jaar, hetgeen ons een niet met de practijk overeenkomende verhouding toelijkt. Terug gebracht tot. meer normale normen (nml. 7 jaar voor bommenwerpers en 20 jaar voor slagkruisers) zullen voor den prijs van drie volwaardige

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 89