3. NEDERLANDSCH NIEUW-GUINEA (II)
door
C. G. J. TEERINK,
Kapitein van den Generalen Staf.
(Vervolg; zie I.M.T. 1938 nr. 10).
(met drie schetsen).
4. „NAAR DE EEUWIGE SNEEUW VAN TROPISCH
NEDERLAND".
Met opzet hebben wij den ondertitel van dit gedeelte aldus
genoemd naar het boek van Dr. A. H. Colijn, om daarmede hem
en zijn tochtgenooten Dozy en Wissel hulde te brengen voor de
buitengewone prestatie, welke zij door het beklimmen van een
der Carstenztoppen hebben verricht.
Indien ergens dan leert men wel in de rimboe af iets op louter
goed geluk te ondernemende natuur laat zich niet door een
gokje overwinnen. Ook indien men waar mogelijk het risico uit
schakelt, en alle omstandigheden, welke zijn te voorzien, zoekt te
beheerschen, blijven er in onbekend gebied altijd nog genoeg
onberekenbare factoren. Daarom is een zoover mogelijk doorge
voerde voorbereiding, vooral als slechts een beperkte tijd kan
worden toegemeten, een voorname eisch. Colijn heeft zulks op
juiste waarde weten te schatten. Na nauwgezette bestudeering van
vroegere tochten en daardoor ook bekend met gemaakte fouten,
werd met de voorbereiding een aanvang gemaakt. De voorberei
ding werd ingezet met een verkenning uit de lucht, welke
antwoord moest geven op de volgende drie vragen
1. Welke is de beste opmarschweg
2. Welke plaatsen leenen zich het beste voor de inrichting van
de hoofdkampen gelet op de terreingesteldheid en de onder
linge afstanden
3. Zijn er menschelijke nederzettingen langs den opmarschweg,
zoo ja, waar
Deze verkenningsopdracht werd door Ir. F. Wissel op voortref
felijke wijze uitgevoerd. Hij volgde den loop van de Newerip en
ontdekte daarin een viersprong van rivieren, van waar drie diepe
en steile ravijnen de bergen invoerden. Een dezer dalen leidde naar
het hooggebergte alwaar een alpenweide werd ontdekt. Een kloof
1037