het Ie legerkorps onder Generaal SANTINImarschdoel Adigrat; het Erytreesche legerkorps onder Generaal PIRZIO BIROLI marschdoel Enticcio het He legerkorps onder Generaal MARAVIGNAmarschdoel Adoea. Over het algemeen werd slechts geringe tegenstand van den vijand ondervonden. Het linkerkorps, dat de minste terreinhin dernissen ontmoette, bereikte reeds in den voormiddag van 4 October Adigrat, terwijl het Erytreesche korps den volgenden dag Enticcio bezette. Het lie korps had niet alleen het zwaarste terrein, doch bovendien nog vrij ernstigen vijandelijken weerstand bij den 2500 m hoogen pas Daro Taclé (gouden schild) te over winnen en kon daarom eerst den 6den October Adoea in bezit nemen. Van den vijand was toen niets meer te bemerken. Ras SEYOEM, die Adoea tot zijn tijdelijke residentie had gekozen, was bijtijds naar het zuiden afgetrokken. In den morgen van den 15den October hield DE BONO officieel zijn intocht in Adoea, waarvan hij met zijn bekende openhartigheid het volgende verhaalt „und um 8 Uhr hielt ich zu Pferde meinen Einzug in die Stadt, durch die Reihen der Bevölkerung hindurch, die man angewiesen hatte, Beifall zu klatschen. Ich war nicht so naiv zu glauben, dasz dieser Beifall aufrichtig sei". 16 October werd ook Aksoem, de heilige stad van Abessynië, 20 km westwaarts van Adoea, bezet. Een der eerste zorgen van DE BONO, na de noodzakelijke organisatie der verdediging in deze positie, was het veroverde gebied te annexeeren en de politieke zaken der bevolking te regelen. Daaronder behoorde ook de afschaffing der slavernij in Tigré, waarvan Adoea de hoofdstad was. „Der reinen Wahrheit zuliebe" moest DE BONO echter toegeven, dat deze maatregel bij heeren noch slaven veel uitwerking had en dat vele vrijge latenen bij het bestuur kwamen met de vraag „Wie zal ons nu te eten geven Het verraad van Ras GOEGSA. Wij hebben al eerder vermeld, dat de Italiaansche inlichtingendienst goed werkte. Reeds lang voor het uitbreken van de vijandelijkheden was bekend, dat niet alle Abessynische hoofden volkomen trouw aan de zaak van den Negus waren. Dat Italië hiervan gebruik maakte en deze gezind heid met geld en beloften verder in eigen richting trachtte te leiden, behoeft geen nadere toelichting. Zoo waren ook met Ras GOEGSA, stadhouder van Makallé, reeds eerder onderhande lingen gevoerd aangaande diens overloópen naar de zijde van Italië. Deze GOEGSA, een schoonzoon2) van den Negus, doch 1070 1) Cursiveering van DE BONO zelf. R. 2) Volgens andere gegevenseen zwager. R.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 53