„et une langue communes, ou des intéréts depuis longtemps
„communs".
Terecht worden voor eene natie geëischtbewoning van een
zelfde gebied, overeenstemming van afkomst en taal, en sedert
langen tijd gemeenschappelijke belangen welke voorwaarden te
zamen de natie onderscheiden van het volk, dat, om welke redenen
dan ook, hoorig is aan een bepaalden Staat.1) Geen van deze
voorwaarden kan worden gemist voor eene natieen wij zijn
geneigd als vijfde element nog de dynastie toe te voegen, omdat
vooral zij de vormende taak vervulde en vervult.2)
De beteekenis van het woord nationaliteit is al even moeilijk
te bepalen. Bonaparte meende dat„Les Francais n'ont pas de
nationalité" waarmede hij dan wel zal hebben bedoeld, dat de
Fransche natie, evenals trouwens alle andere naties, van gemengde
afkomst was, en uit Kelten, Franken en Bourgondiërs was ge
vormd. De volledigste definitie van de nationaliteit geeft René
Johannet in zijn door de Académie Francaise met den Prix
Thérouanne bekroonde werk„Le principe des Nationalités" 3)
zij luidt
„Een nationaliteit is een geheel van menschen, welke een
„physieke en geestelijke eenheid vormen, de zelfde traditie
„hebben en de zelfde aspiraties koesteren. De elementen,
„welke de nationale individualiteit vormen, zijn de eenheid
„van ras, de geographische grens, de taal, de godsdienst, de
1025
i) Men kan dan ook in dezen zin wèl spreken van het Joodsche volk,
maar eigenlijk niet van de Joodsche natie, omdat dit volk geen eigen
territoor bezit, de Joden hoorig zijn aan vele staten ter wereld, en zij geen
representatieve dynastie hebben.
Men dient naast de scheppende, samenbindende en vormende kracht
der dynastieën ook nog te noemen als voorwaarde voor het bestaan van
eene natie, de groote figuren, welke haar vormden. De Grieksche natie
kan men zich niet denken zonder Lycurgus, de Fransche niet zonder Jeanne
d'Arc, geen der Europeesche naties zonder Napoléon I, Italië niet zonder
Garibaldi, d'Annunzio en Mussolini, de Duitsche niet zonder Bismarck
en Hitier.
De noodzakelijkheid voor eene natie van eene dynastie moge nog blijken
uit den Bijbel (Het eerste Boek Samuel, Hoofdstuk 8), waar de Oudsten
van Israël aan Samuel om een Koning vragen.
Vers 5 luidt„en zij zeiden tot hemZie, gij zijt oud geworden, en uwe
„zonen wandelen niet in uwe wegenzoo zet nu eenen Koning over
„ons, om ons te richten, gelijk alle de volkeren hebben".
Verzen 19 en 20 „Neen, maar daar zal een Koning over ons zijnen
„wij zullen óók zijn gelijk alle de volkeren, en onze Koning zal ons
'richten, en hij zal voor onze aangezichten uitgaan, en hij zal onze
„krijgen voeren".
Israël heeft nu land noch Koning, en is daarom niet gelijk alle de
volkeren
3) EditionNouvelle Librairie Nationale. Paris 1923. Het omvangrijke
werk geeft een zeer helder beeld van de nationaliteiten, haar ontstaan,
haar leven en hare aspiraties. Ontstaan en werkwijze van den zg. Volkenbond
worden duidelijk belicht.