1103 uitsluitend door zwaar kustgeschut zal zijn te vervullen, m.h.o. op de beperkte werkingssfeer van dit geschut (25 a 35 km), waardoor o.i. een nauwe blokkade niet zal kunnen worden belet. Hiervoor is een verder reikende vuist noodigdoor de ontwikkeling van de gevechtswaarde van den modernen bommenwerper achten wij het wel degelijk mogelijk, dat het bombardementsvlg. in bepaalde omstandigheden de taak van het zware kustgeschut overneemt. Voorts ziet S. over het hoofd, dat tegenwoordig met vlgn. snel en over een grooten afstand een nevelscherm kan worden gelegd vóór de batterijen en de waarnemings- c.q. meet-posten, ook al wordt van een groote meet-basis gebruik gemaakt. De kustbatterijen kunnen zoodoende gedurende korteren of langeren tijd voor den strijd zijn uitge schakeld. S. veroordeelt opstelling van het zware kustgeschut in open batterijen en zelfs opstellingen met open schild, zooals in het buitenland nog vaak gebruikelijk. Hij acht het ondenkbaar dat de tegenstander den geschutstijd tusschen het kust- en scheepsgeschut, niet gepaard zal laten gaan met krachtige luchtaanvallen op de kustbatterijen. Daarom acht S., behalve een gceden luchtafweer met luchtdoelbestrijdingsmiddelen op den grond, opstelling van althans het zware vlakbaan-kustgeschut volgens S. de ruggegraat van de kustverdediging in pantserkoepels, pantsertorens of gew. beton kazematten vereischt. Aan kazematten kleeft het bezwaar, dat de vuursector beperkt is; daarom acht S. een kazematopstelling slechts in die gevallen aanvaardbaar, waarin een beperkt schootsveld geen bezwaar vormt, o.a. ter bestrijking van een nauw toegangsvaarwater. Als bijzondere voordeelen van een pantserkoepel- of pantsertoren-opstelling geeft S. aan: goede mogelijkheid tot camouflage en gasafsluiting (de bedieningen behoeven bij toepassing van het overdruksysteem niet met gasmaskers op te werken, hetgeen S. een overwegend voordeel acht)afdoende bescherming tegen scherfwerking van in de nabijheid springende projectielen, hetgeen in niet geringe mate de vuurleiding en de bediening op gunstige wijze zal beïn vloeden, bescherming tegen vervuiling van de schietbuis en van het vuur- en bewegingsmechanisme door de opgeworpen aardmassa's als gevolg van nabij de batterij in den grond springende projectielen (karakteristieke oorlogservaring), en tenslotte een gewaarborgde en snelle munitieaanvoer. Voor de verdediging van lange kustfronten beveelt S. het gebruik van spoorweggeschut aan. Nadeelen zijn, dat hierbij voor vuur van de railbaan af (gestempelde affuitopstelling) slechts in maximum een kaliber van 24 cm kan worden toegepast, de opstelling van het geschut door de aanwezig heid van de railbaan moeilijk is te camcufleeren, vernieling van de railbaan het voordeel van verplaatsbaarheid grootendeels kan te niet doen en tenslotte de bescherming tegen gas- en scherfwerking slechts betrekkelijk gering kan zijn als gevolg van noodzakelijke gewichtsbeperkingen. Houwitsers en mortieren behocren in ingegraven betonopstellingen te worden opgesteld, voor zoover mogelijk van boven afgedekt met een pantser- of gew. beton plaat, welke voldoenden weerstand moet kunnen bieden tegen vlg.bommen. Het middelbare kustgeschut (kaliber 12—15 cm) en het lichte kustgeschut (kaliber 7,5—10,5 cm) vinden hoofdzakelijk toepassing als z.g. „mijnversper- ringsbatterij" ter bescherming van de mijnenvelden, welke de toegangsvaar waters tot de marinebasis afsluiten. Hierbij is de hoofdtaak van het lichte kustgeschut om de vij. mijnenvegers, welke het mijnenveld zouden trachten op te ruimen, te bestrijden, terwijl de hoofdtaak van het middelbare geschut is het bevuren van het materieel, dat de actie van de mijnenvegers beschermt. Ook hierbij verdient opstelling van onderhavig geschut in pantserkoepel of pantsertoren de voorkeur, uit hoefde van de reeds bij het zware kust geschut gestelde overwegingen. Aangezien echter de enorme kosten van een zoodanige opstelling in een min of meer onevenredige verhouding tot de waarde en beteekenis van het geschut zouden komen te staan en voorts voor de taak over het algemeen groote vuursectoren niet noodzakelijk zijn,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 86