6. DE ABESSYNISCHE OORLOG (II) door R. ROOS, Kapitein der Infanterie-vlieger. (Vervolg zie I.M.T. 1938 nr. 10). (Met 3 schetsen) IV. HET BEGIN VAN DEN STRIJD. A. De eerste opmarsch tot de bezetting van Makallé. (Zie schets 2). Den 29sten September ontving DE BONO het volgende telegram van den Duce „Keine Kriegserklarung. Angesichts der allge- meinen Mobilmachung, die der Negus schon offiziell in Genf angezeigt hat, darf es durchaus kein Zögern mehr geben. Ich befehle Dir, den Vormarsch in den ersten Morgenstunden des 3.ich sage des 3 October zu beginnen. Ich erwarte sofortige Bestatigung". Hoewel de voorbereidingen nog niet klaar waren, moest de opmarsch zoodra mogelijk beginnen. Hiertegen waren ook geen overwegende bezwaren in te brengen, daar de tegen stander volgens de vrij zuivere berichten, welke de Italiaansche leiding ontving met geld werd veel bereikt voorloopig toch geen ernstig'en weerstand kon bieden. Voorts was de regentijd voorbij en geen tijd te verliezen. De opmarsch kon slechts etappe- gewijs worden uitgevoerd, daar na ieder stuk eerst de noodige wegen moesten worden aangelegd om den aan- en afvoer te verzekeren. Daarboven was het voor Italië tegenover het buiten land gewenscht zoo spoedig mogelijk over een vuistpand te kunnen beschikken, terwijl het eindelijk voor het nationale gevoel in het moederland noodig was, dat Adoea weer werd veroverd en daar mede de smaad van 1896 werd uitgewischt. Deze opwekking van het nationale sentiment schijnt op dat tijdstip in Italië geen over bodige weelde te zijn geweest, want uit verschillende gegevens valt op te maken, dat de geestdrift voor het Abessynische avontuur niet bijster groot was. „Kolonialkriege sind niemals popular" merkt in dit verband de bekende Duitsche militaire schrijver, R. von Xylander, op. Het eerste te bereiken doel was de stelling AdigratEnticcio Adoea, breed 60 km en op een afstand van ongeveer 30 km van 1068

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 51