1227 Aangegeven werd, dat in het begin van den krijg de gouvernementstpn. niet waren geoefend in het gebruik van pioniergereedschap en dit grooten- deels ook niet bezaten. Langzamerhand kwam men, na bloedige lessen, terug van de aanvankelijk gemaakte fouten, waarvan o.m. werden genoemd het opzetten van borstweringen met steenen, hetgeen de uitwerking van 's vij. vu. bevorderde het maken van loopgraven voor zeer sterke onderdeelen te zamen (batn. en soms nog grootere eenheden) het gebruik van te breede loopgraven het maken van lange, rechtlijnige loopgraven zonder traversen, waardoor men den vij. vewn. da gelegenheid gaf, zich tegen de uiteinden daarvan te richten en daarna de bezetting door mitr.vu. te vernietigen verwaarloozing van den afvoer van regenwater. Het maken van draadversperringen, aanvankelijk het werk der pioniers, bleek al spoedig door de inf. zelf ter hand te mceten worden genomen. Vermelding verdient nog het gebruik van mobiele copn., waartoe 21/2 a 3-tons-vrachauto's speciaal werden ingericht. Dergelijke copn. werden in de nabijheid van de groote wegen onder boomen, a.a. opgesteld en bleken voor den vij. moeilijk vindbaar te zijn. v. S. Artillerie. Organisatie, bewapening en tractie. In M.W.R. V geeft luit. kol. Leyers in Die Artillerie naast enkele op de historische ontwikkeling van het wapen in Duitschland betrekking hebbende beschouwingen, tevens eenige algemeene omtrent organisatie, bewapening en tractie. S. geeft in de eerste plaats een overzicht van art.sterkten in verschillende legers en stelt aan de hand daarvan de sterkteverhouding tusschen It.- en zw. art. in die legers vast. Hoewel op het cijfermaterieel vrij veel valt aan te merken, is toch de conclusie wel juist, dat genoemde sterkteverhoudingen zeer uiteenloopen. Belangrijker is S.'s opmerking, dat de groote dracht voor het vd.gs., hetwelk uitsluitend is bestemd voor inf. steun, voor dat geschut niet van doorslaggevende beteekenis is. Zoo vraagt hij zich af, welke uitwerking kan worden verwacht van het in Fr. voor gestelde vd.gs met een dracht van 14,6 km ook moet het gew. van dezen vuurmond zoo hoog worden, dat hij nauwelijks de voor vd.gs. vereischte mobiliteit bezit. Omtrent den kanon-hw. merkt S. op, dat een goed kanon technisch nooit een goede hw. kan zijnevenwel leidt de wensch, het nadeel van 2 kalibers in de div. art. te ontgaan tot invoering van eenheidsgeschut als hoedanig de lt.hw. is te beschouwen die vrijwel aan alle opdrachten voor het vd.gs. voldoet en bovendien in elk terrein stellingen kan vinden. Algemeen is men volgens overste L. de opvatting toegedaan, dat de gevechtswaarde van een leger niet slechts ligt in de sterkte doch ook in de verplaatsbaarheid en snelheid van zijn artillerie de motor opent groote mogelijkheden hoewel deze juist in de voorste gevechtszone die van de divn. op groote moeilijkheden stuiten. Daarom zal voorloopig nog zeker een deel van de div. art. paardentractie moeten houden ten einde de inf. in elk terrein op den voet te kunnen volgen. Luit. Kol. de Montmollin onderwerpt in A propos de nos matériels d''artillerie (R.M.S. 9) het Zw. materieel aan een critische beschouwing. Evenals wij (zie I.M.T. 1937, blz. 532) uit S. zijn verwondering over de voor het bergachtige Zwitserland wel zeer eigenaardige verhouding tusschen vlak- en krombaangs. („Vlakte" divn. 1 reg. a 3 afdn. a 3 bijn. 7,5 vd. en 1 afd. a 2 bijn. 10,5 vd. „berg"-divn. zelfde organisatie plus 1 afd. a 2 bijn. 7,5 bg. L.K. art. in totaal 2 regn. a 3 afdn. a 2 bijn. 12 hw. en 2 regn. a 2 afdn. a 2 bijn. 15 hw. beide hwn. zijn van verouderd model)Hij wijst

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 113