1233 vestigt er vervolgens de aandacht op, dat de nog veelal heerschende meening, dat de bombardeur zijn voorraad brandbommen maar op goed geluk „overboord" gooit en er mee strooit, onjuist is. De brandbom van 1 kg heeft den vorm van een cylinder (hoogte 30 cm, diameter 5 cm) is van onder afgeplat en van boven voorzien van de bekende schoepen. Het doorslagvermogen is gering, de bom gaat juist door het dak zij dringt niet in den grond. De bommen worden ten getale van 30 a 35 stuks verpakt in een soort koffer, welke op zijn beurt in den romp van het vliegtuig wordt aangebracht en aangesloten op de afwerp- inrichting. Het reservoir is dus te beschouwen als een enkele bom, die gericht op het doel door den bombardeur ook als een enkele bom wordt afgeworpen. Tijdens den val opent zich het reservoir, waardoor de bommen afzonderlijk vallen en het doel bereiken. Het trefferbeeld heeft dan min of meer den vorm van een ellips met de lengte-as in de vliegrichting. S. vestigt er de vervolgens de aandacht op, dat het onjuist is te denken, dat een vliegtuig, dat één ton gewicht aan bommen kan vervoeren, 1000 brandbommen van 1 kg kan meenemen. S. komt vervolgens tot de samenvatting a. de mogelijkheid tot gericht afwerpen van de brandbommen zal er toe leiden, dat in een stad groote aandacht moet worden besteed aan de brandgevaarlijke objecten wegens de spreiding van de bommen ook aan hun onmiddellijke omgeving. b. de zolders en bovenverdiepingen (voor Indië dus ook de vlieringen e.d.) blijven de gevaarlijkste plaatsen van de gebouwen. De brandbom doorboort het dak en wordt onmiddellijk een vuurspuitende, wit gloeiende massa. De beproefde methode van het ontruimen van zolders (vlieringen e.d.) heeft dan ook niets van haar waarde verloren. Vloeren en houtwerk dienen zooveel mogelijk brandvrij te worden gemaakt met inpregneeringsmiddelen. Ten slotte vestigt S. er de aandacht op, dat de directe bestrijding van de moderne brandbom en het in de kiem smoren van de daardoor ontstane branden in verreweg de meeste gevallen onmogelijk is. Er is volgens hem dan ook maar één middel om een uitslaande brand of nog erger een vereeniging van verschillende uitslaande branden te voorkomen en wel door gezamenlijk de collectieve brandbescherming voor te bereiden en te organiseeren in straat, wijk of huizenblok. De bevolking moet zich veel meer dan nu het geval is vereenigen tot wederzijdsche en vooral georganiseerde hulp. Wij hebben hier wat langer bij verwijld, aangezien dit vraagstuk ook voor ons van zoo groot belang is. Wij gelocven wel, dat de organisatie van de brandweer in tijden van luchtgevaar zooals thans opgezet, wanneer het onverhoopt ncodig is, zal voldoen. Sterke decentralisatie, overal in de stad verspreid opgestelde brandweer-hulpploegen, decentralisatie van materieel enz. Eén ding is echter zeker, met de door de Overheid genomen maatregelen alleen kan men niet volstaan. De bevolking moet medewerken door een zoo volledig mogelijk georganiseerde zelfbescherming. B. Landsverdediging. Tijdens de jongste begrootingsdebatten in de Volksvertegenwoordiging van de Unie van Z.-Afrika besprak de Min. v. Defensie Pirow uitvoerig de landsverdediging van de Unie (welke o.i. verschillende punten van over eenkomst heeft met die van Ned.-Indië). Hij stelt op den voorgrond, dat het defensiebeleid is terug te brengen tot de volgende grondstellingen a. De onschendbaarheid van grondgebied gaat voor alles. Aangezien men van een onmiddellijke en snelle steunverleening door Engeland in een conflict niet verzekerd kan zijn, dient de Unie in haar defensiebeleid een zelfstandigheidspolitiek na te streven, gegrond op eigen middelen in af wachting van een latere hulp van het „Empire".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 119