In October 1924 kwam het merkwaardige verzoek van een
Duitsch concern (Helffrich q.q. Z. H. Adolf Friedrich zu
Mecklenburg) om geheel Ned. Nieuw-Guinea in een soort
erfpacht te verkrijgen en het daarbij een status te verleenen,
welke veel geleek op die van de particuliere landerijen op Java
(o.a. met eigen politie) terecht is de Regeering daarop niet
ingegaan. Haar souvereine rechten zouden daardoor in het
gedrang komen.
Overigens heeft de belangstelling van een deel der Duitsche
pers zich in de daarop volgende jaren bepaald tot het nu en
dan lanceeren van krantenartikelen, n.a.v. geruchten over
sneltochten, welke tot moordpartijen op groote schaal werden
opgeblazen. De laatste jaren zijn, zoover wij weten, van die
zijde dergelijke persartikelen echter niet meer verschenen.
Van Japansche zijde trekt Nieuw-Guinea in economisch
opzicht de aandacht. In 1934 vroeg de Nanyo Kohatsu Kaisha
groote stukken grond aan voor katoenaanplant op de Noordkust
van Nieuw-Guinea. Door een gedeeltelijke toewijzing kon men
tot een nieuwe ordening van de concessies komen aldus is de
Japansche economische activiteit tot een beperkt aantal centra
teruggebracht. De volgende gronden zijn thans aan vorengenoemde
Japansche maatschappij uitgegeven.
Te Manokwari 1 ha voor kantoorgebouwen en goedangs,
te Momi en Waren oorspronkelijk 300 ha, thans 900 ha in 5-jarig
huurcontract voor een proefaanplant van katoen, met optie op
2000 ha indien de proef om katoen te planten slaagtzuid van
Momi en daarbij aansluitende ligt nog een 346 ha groot perceel
bij Waren, waar eveneens katoen wordt geplant
te Nabire een 12-tal kleine huurperceeltjes (totaal 70 ha) voor
veeweideplaats, groenteteelt en woningbouw t.b.v. geëmployeerden,
die den opkoop en den afscheep van boschproducten uit het
achterland (Wanggar damar concessie) bewerkstelligen
te Sarmi (evenals te Momi) 300 ha met optie op 3500 ha voorts is
hier nog een klein perceeltje van 19 ha eveneens voor katoen-
aanplant uitgegeven.
Als algemeene bepaling geldt, dat geen overdracht van grond
rechten mag geschieden zonder toestemming van de Overheid.
Volgens Japansche berichten heeft men in 1936 bij Waren een
goeden katoenoogst gehad. De berichten over 1937 luidden
echter minder gunstig. Thans werken hier een 1200 Papoea
koelies, er bevinden zich 19 Japanners (14 m. en 5 vr.) op de
onderneming. Teneinde de proef met de teelt van katoen te kun
nen uitbreiden is in 1937 nog 600 ha als huurgrond voor 5 jaar
uitgegeven.
Aangezien hier en daar de vestiging van Japansch-econo-
mische belangen gevolgd is door politieke penetratie, is het o.i.
begrijpelijk, dat door sommigen de vestiging van Japansche
1136