3. DE ABESSYNISCHE OORLOG (III) door R. ROOS, Kapitein der Infanterie-Vlieger. (Slot; zie I.M.T. 1938nr. 11). Met 4 schetsen VI. DE SLAG BIJ HET ASHIANGHI-MEER EN DE BE ZETTING VAN DESSIÉ. Gezien de omstandigheid, dat elk verslagen leger volkomen uit elkander viel, bleef er na de slagen in Tigré nog slechts één Abessymsche troepenmacht aan het noordfront over Dit was het leger, waarvan de keizerlijke garde de kern vormde en aan het hoofd waarvan zich de Negus Negesti thans zelf stelde. Het bevond zich ten tijde van de hiervoor beschreven operaties noord van Dessie m opmarsch naar Quoram. Deze wetenschap stelde i i?1,10 m Staat' in het overiSe gebied een eenigszins gedurfden en ver reikenden voorstoot uit te voeren, terwijl hij daarnaast maatregelen nam om zoo spoedig mogelijk het leger van den Negus slag te leveren (zie hierbij schets 5). Dies kreeg het Ie korps, dat de passen in het Aladsji-complex had bezet, opdracht verder naar het zuiden op te rukken tot een bergketen zuid van Mai CioCorbeta. Deze stelling bood een uitstekende gelegenheid tot verdediging (opvangen van een eventueelen aanval door den Negus)doch maakte het tevens mogelijk van hier uit over beter begaanbaar terrein tot een verder offensief in de richting Quoram over te gaan. Het Erytreesche korps werd uit Tembièn via Makallé achter het Ie korps als reserve opgesteld. Het Ille korps rukte uit de omgeving van Abbi Adai over Gaela en Fenaroa naar Socota op, terwijl het He korps, dat bij de vervolging van Ras IMROE reeds de Takazzé had bereikt, opdracht kreeg over Debarech en Dakoea voorwaarts te gaan tot Gondar. Hierbij leverde de Ille Erytreesche brigade de prestatie om in 3 dagen van Dakoea naar Gondar te marcheeren, een afstand van meer dan 120 km. Bovendien werd er een gemotoriseerde colonne geformeerd (de eerste van dien aard in het noorden) om van de uiterste west grens, bij Om Ager, door het landschap Wolkait een snellen stoot 1142 I

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 26