Onder achterlating van een veiligheidsbezetting in Neghelli en
omgeving verplaatste GRAZIANI de rest van zijn troepen naar
het oosten. Na een marsch van meer dan 600 km kwamen zij bij
Gorahai aan, waar einde Maart de hoofdmacht der Italiaansche
troepen in Somaliland intusschen versterkt met nog een divisie
uit Lybië werd verzameld voor den laatsten en zwaarsten slag,
welke de Italianen in Abessynië hebben moeten leveren.
Het leger van Ras NASIBOE, waarbij zich de Turk WEHIB
PACHA bevond, had een stelling bezet ter hoogte van Sassabaneh,
welke bijzonder sterk en goed ingericht was. GRAZIANI, die
door luchtverkenningen een tamelijk volledig inzicht in deze
posities had verkregen, was zich de moeilijkheden van een aanval
daarop ten volle bewusthij nam dan ook uitgebreide voorbe
reidingen, welke evenwel door den vroeg invallenden regentijd
belangrijk vertraagd werden. Eerst op 23 April nam de slag bij
Sassabaneh een aanvang. De Italiaansche aanval werd over een
front van meer dan 100 km breedte ingezet, waarbij naar een
dubbele omvatting werd gestreefd. Door het slechte weer en het
moeilijke terrein kwamen de vleugels echter weinig vooruit,
terwijl frontaal tegen den verschansten vijand nog minder succes
te bereiken was. Na 3 dagen vechten was GRAZIANI genoodzaakt
een pauze van 2 dagen in te stellen, voor het ordenen der ver
banden en verzorgen van den aan- en afvoerdienst. 29 April
werd opnieuw opgerukt, doch zware storm en regens beletten
een vlotten vooruitgang. Eerst den volgenden dag konden de
vijandelijke stellingen worden bereikt, welke intusschen waren
ontruimd. Dagaboer werd 30 April bezet. NASIBOE's leger trok
aanvankelijk ordelijk terug naar achterwaarts gelegen stellingen.
Toen evenwel bekend werd, dat de Negus het land had verlaten
en dat de hoofdstad in handen der Italianen was gekomen, loste
ook het laatste Abessynische leger zich op en week NASIBOE
met zijn staf uit naar Britsch Somaliland.
8 Mei werd Harrar door de voorste troepen van GRAZIANI
bezet en den volgenden dag bereikten zij Diredawa, waar zij
zich vereenigden met de door BADOGLIO uit Addis Abeba
uitgeschoven eenheden van het noordelijke leger.
IX. NABETRACHTING.
Reeds vonden we bij de voorgaande beschrijving gelegenheid
hier en daar opmerkingen en conclusies te plaatsen. Ter wille
van een goed overzicht laten we hier nog een korte samenvatting
van het verloop op het hoofdoperatietooneel en een releveering
van de voornaamste kenmerken van het optreden der beide
partijen volgen. Daaraan ga echter eerst de opmerking vooraf,
dat naar het woord van BADOGLIO zelf allerminst reeds
thans bepaalde vaste gevolgtrekkingen uit dit nieuwste stuk
krijgsgeschiedenis kunnen worden gemaakt. Zijn boek beoogt dan
1154