Ook de mortaliteit toont opvallende verschillen. Van de 100
„oude" caviae zijn er 85, van de 100 „jonge" dieren slechts 17
gestorven.
Resumeerende blijkt dat van jonge caviae een grooter aantal
de vergiftiging door diphosgeen overleeft dan van de oudere en
tevens dat de levensduur der gestorven jonge dieren aanzienlijk
langer is dan die van de oude exemplaren. Bij het vaststellen
van de minimaal doodelijke c X t - waarde speelt dus ook de
leeftijd der dieren een belangrijke rol. Terwijl de minimaal
doodelijke c X t - waarde van diphosgeen voor jonge caviae
2500 bedraagt, blijkt dezelfde c X t - waarde voor oudere caviae
het bijna absoluut doodelijke product te zijn.
De voortvaarden, waaraan tijdens de experimenten moet worden
voldaan.
Wij hebben reeds gezien dat tijdens de experimenten van een
bepaalde constante c X t waarde wordt gebruik gemaakt,
Bovendien is het noodzakelijk dat de proeven worden verricht
bij een groot aantal dieren, welke van hetzelfde ras zijn en een
haarkleed toonen van nagenoeg gelijke tint. Voorts is het van
belang dat de lichaamsgewichten der voor de proeven gebruikte
exemplaren slechts weinig verschillen toonen. Dit is eveneens
het geval met den leeftijd en den voedingstoestand der dieren.
Om aan deze eischen zooveel mogelijk tegemoet te komen is
uitsluitend met caviae geëxperimenteerd. Deze dieren toonen
slechts geringe onderlinge verschillen in „gevoeligheid" t.o.v.
diphosgeen, zijn in groote hoeveelheid aanwezig en tijdens de
proeven gemakkelijk te hanteeren. Zij zitten stil, reageeren niet
op geluiden of op plotselinge veranderingen in de omgeving en
slechts in geringe mate op aanraken. Bij het uitzoeken der dieren
kan men er op letten dat noch het lichaamsgewicht, noch de
leeftijd 1) der dieren groote verschillen toonen. De bewegingsdrang
wordt tegengegaan door hen in een draadraampje te plaatsen,
1192
Bij de bepaling van het doodelijkheidsproduct van inhalatiever
giften is met het bovenstaande geen rekening gehouden. Dit is
merkwaardig omdat toch iedereen weet dat bij de doseering van
geneesmiddelen voor kinderen, afgezien van het lichaamsgewicht, een
geheel andere maatstaf wordt aangelegd dan voor volwassenen. Zoo
is de gevoeligheid van het kinderorganisme voor narcotica (morphine,
opium, enz.) een geheel andere dan voor volwassenen. Drastica kun
nen in zeer lage dosis bij kinderen collaps veroorzaken. Daarentegen
worden chloralhydraat, broom- en barbituurzuurpraeparaten beter
verdragen dan men volgens de gewone berekening, met de dosis voor
volwassenen als grondslag, zou verwachten.
Hierom zijn zooveel mogelijk volwassen caviae gebruikt, waarvan het
lichaamsgewicht varieert tusschen 500 en 700 gram, terwijl zeer jonge
dieren (jonger dan 6 maanden) en oude dieren (ouder dan lJ/2 jaar) niet
voor de experimenten in aanmerking komen.