Het verbond werkte stimuleerend, want in hetzelfde jaar kwa men nog tot stand een verdrag tusschen de U.S.S.R. en Iran, een tusschen Iran en Turkije en in 1923 een tusschen Iran en Afgha nistan. Dat Engeland deze Russische activiteit vol wantrouwen volgde, ligt voor de hand; en het meende een afweermiddel te hebben gevonden in een Russisch-Engelsch handelsverdrag, dat in 1921 werd gesloten. Dit verdrag was minder belangrijk vanwege zijn handelsbepahngen dan wel vanwege den inhoud van zijn eerste artikel „Partijen zullen zich onthouden van elke vijandige houding „ten opzichte van elkaar, en buiten hare landsgrenzen geen officieele propaganda voeren, direct noch indirect, tegen „belangen van het Britsche Rijk of de Sowjet-uniede „Sowjet-regeering in 't bijzonder zal afzien van elke poging „tot ophitsing tegen de belangen van het Britsche Rijk in „Indië en Voor-Azië". Voor een handelsovereenkomst derhalve een mooi beginmaar de Britsche onderhandelaars kenden toenmaals de bolsjewistische vindingrijkheid nog niet ten volle. In 1919 was de Komintern op gericht, voor welker handelingen de Sowjet-regeering geen enkele verantwoordelijkheid op zich nam. Van stonde af aan is dus de Eng.-Russ. handelsovereenkomst v.w.b. art. 1 door de Komintern gesaboteerd en voor de Engelschen een mislukking geworden. Het is hier de geschikste plaats om er op te wijzen, dat de U.S. S.R. evenmin haar revolutiormair doel heeft kunnen bereiken en dit is, naast de latere tegenwerking der Turken, in hoofdzaak toe te schrijven aan de „Godloosheidsbeweging der Sowjets. Voor een geloovig Moehammedaan is de godlooze communist uiteraard een verachtelijk wezen1); zoodat, hoe de bolsjewist buiten de Russische grenzen zijn tolerantie met den godsdienst ook moge huichelen, de ware Islamiet hem toch met afkeer beje gent. De Sowjet-unie, die ongeveer 20-millioen Moehammedanen telt, heeft aanvankelijk tegenover deze religie eenige verdraag zaamheid getoond om den arbeid buiten de grenzen niet te veel te verzwaren de Russische groot-moefti Risa ed din Fachr ed din werd daarom door hen niet afgezet, doch alleen maar tegenge- 1123 5) Anton Zischka geeft het volgende gesprek weer, dat hij met den Sjah van Iran voerde (Antoine Zischka: De geheime oorlog om de Petroleum. Nederl. vert. uitg. Bijleveld, Utrecht 1937, 3e druk, blz. 96) „Bosjewis- tisch gevaar?" aldus Sjah Rhiza „ik kan U verzekeren, dat dit in Perzië niet bestaat. Wanneer de Russische propaganda vroeger al eenige aan hangers heeft verworven, zoo was dit uitsluitend in de groote centra onder de werkloozen en lijntrekkers, die niet zoozeer aan het beginsel dan wel aan hun persoonlijke gevoelens van wrok en haat gehoorzaam zijn. De boeren zijn nimmer aangetast".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 7