1214
verleende aanstelling niet kon overleggen. Het schip werd als een
prijsgemaakt koopvaardijschip beschouwd, al droeg het ook de
kenteekenen van een Duitsch oorlogsschip, onder bevel van een
militair officier en bemand met een aan de krijgstucht onderworpen
équipage.
Het zal de Nederlandsche regeering niet moeilijk vallen, aan
genoemde eischen stipt te voldoen en zij kunnen binnen zeer korten
tijd tot stand komen. Ten aanzien van een bepaalde categorie van
staatsschepen, die der gouvernements-marine in Indië, zijn reeds
voorschriften uitgevaardigd, om dien geheelen tak van burgerlijken
dienst in oorlogstijd te militariseeren. Bij tijdige voorbereiding zal
dit ook met handelsschepen uit formeel oogpunt geen moeilijkheden
opleveren, maar een andere vraag is, of die handelsschepen geschikt
zijn om een zoodanige bewapening aan boord te nemen, dat de
transformatie tot hulpkruiser inderdaad beteekenis heeft. Daarvoor
zal de soort en het aantal der aan boord opgestelde kanonnen van
dien aard moeten zijn, dat de hulpkruiser zich zal kunnen doen
gelden tegenover vijandelijke koopvaarders, die uitsluitend voor
defensieve doeleinden bewapend t zijn. In dat opzicht gaat men bij
groote mogendheden reeds zeer ver. Zoo heeft de Engelsche regeering
het vorige jaar in het Lagerhuis verklaard, dat het aantal kanonnen
van 15 cm het zwaarste geschut, dat cp onze kruisers voorkomt
waarmede de handelsvloot zal worden bewapend, de laatste jaren
aanzienlijk is vermeerderd. Deze kanonnen zijn over het geheele
Britsche imperium verspreid opgelegd, zoodat zij overal beschikbaar
zijn. In Italië is onlangs een Koninklijk Besluit verschenen nopens
den staatssteun aan den scheepsbouw, waarbij is bepaald, dat stalen
vaartuigen zoo moeten worden gebouwd, dat zij kunnen worden
voorzien van kanonnen van 15 cm. In Japan, dat den laatsten tijd
zeer snelle handelsschepen bouwt, zal het waarschijnlijk niet anders
gesteld zijn.
Als derhalve Nederlandsche hulpkruisers een factor van eenige
beteekenis zullen zijn in den handelsoorlog, zooals de huidige marine
leiding die denkt te voeren in de wateren rondom onzen Indischen
Archipel, dan zal hun bewapening eveneens uit kanonnen van ten
minste 15 cm moeten bestaan. Om die aan boord te kunnen opstellen,
zal zoowel het dek als het scheepsverband daar ter plaatse verzwaard
moeten worden, gezwegen nog van de bergplaatsen voor de munitie,
die aan bepaalde eischen moeten voldoen. Dit maakt, dat, wil een
schip in oorlogstijd als hulpkruiser met kans op succes kunnen worden
gebruikt, reeds bij den bouw van dat schip, op aanwijzing van het
departement van Defensie, de vereischte voorzieningen voor de
eventueele opstelling van geschut moeten zijn aangebracht, hetgeen
zekere kosten zal meebrengen, die door het Rijk gedragen moeten
worden. Daarnaast blijft het dan nog de vraag, of de groote Neder
landsche stoomvaartmaatschappijen bereid zijn, hun bij uitstek
vredelievend bedrijf een toekomstig oorlogscachet te geven. Geschiedt
de bouw van het schip met staatssteun, zooals bij de „Nieuw-
Amsterdam", dan kan het Rijk zijn eischen stellen, maar anders
wordt dit moeilijker, zooals de practijk in vroeger jaren wel heeft
geleerd. In Nederlandsch-Indië zullen vooral de nieuwe stoom- en
motorschepen van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij in aan
merking komen, om in oorlogstijd tot hulpkruiser te worden getrans
formeerd, en de verhouding, waarin die maatschappij door haar
contract tegenover de Indische regeering staat, kan er in belangrijke
mate toe bijdragen, dat tijdig de noodige voorbereidingen worden
getroffen, wanneer het inderdaad de bedoeling is, bij de verdediging