een nacht verdwenen te zijn, bedolven als het werd onder de
aardmassa van een ingestorten heuvel.
De bergcoulissen, welke Gajo Loeös doorsnijden, loopen onge
veer evenwijdig aan de lengteasrichting van Sumatra en bezitten
bergtoppen van markante afteekening, welke zich 3000 m en meer
boven zee verheffen. Men zou hierdoor verwachten, dat aan eiken
top door de bevolking een geografische naam is gegeven, zooals
op Java en elders op Sumatra gebruikelijk is. Niets is echter
minder waar. Slechts aan enkele zeer in het oog loopende toppen
wordt wegens hun markante afteekening een naam toegekend,
b.v- de Goh Lemboe (op grond van zijn stierennekvorm) de
Seunoeboeng (genaamd naar den grooten oelama „Datoek Seu-
neuboeng" wiens graf zich op den top bevindt) de Kemiri
(genaamd naar de kemiribosschen op zijn hellingen) en nog
enkele andere toppen.
Daarentegen hebben de Gajoers meer aandacht gewijd aan het
benoemen der talrijke blangheuvels rondom de valleien. Bijna elke
top, die begroeid is met het z.g. hertengras (djih) en beschaduwd
wordt door denneboomen (oejoem) bezit een naam, welke ver
in den omtrek zelfs bij de Gajosche knapen bekend is. De belang
stelling voor deze heuvels staat in verband met de vele zout
waterbronnen (onengs) welke zich op de toppen of hellingen
bevinden en een dagelijksche lekkernij vormen voor de karbou
wen, die nergens anders in het gewest zoo glanzend van huid zijn
als in Gajo Loeös. Men schrijft de oorzaak van hun mooien glans
toe aan het geregelde gebruik, dat deze dieren van dit zoute
bergwater maken.
Aangezien de welvaart van den Gajoer nauw samenhangt met
het aantal karbouwen, dat op de grasrijke, van zoutwaterbronnen
voorziene heuvels rondloopt, valt het niet te verwonderen, dat
hij meer aandacht heeft voor de onengheuvels dan voor de in
wolken gehulde toppen van het hooggebergte.
De drie Lösertoppen behooren tot de hoogste bergtoppen van
Atjeh, doch de naam Loser is zoowel bij Gajoers als bij Atjehers
totaal onbekend wij zijn er nog niet zeker van of de naam Loser
van Europeeschen dan wel van Gajoschen oorsprong is.
Gajo Loeös valt buiten de sfeer der reeds aangevangen topo
grafische opmetingen in het Gewest Atjeh, behoudens enkele
markante toppen in dit bergland, welke door den Triangulatie-
dienst als P-, S- en T-punten zijn gebruikt ten behoeve van de
triangulatie P 126 op den Kemiritop, P 123 op de Goh Lemboe,
S 213 op de Bandahara, S 214 op de Segama, T 3Ö99 op de
Moegadja, T 3176 op de Genteng enz.
Voor officieren, die interesse hebben in terreinkunde, in vluch
tige metingen m.b.v. eenvoudige zakinstrumenten en in populaire
geologie levert het patrouillegebied een uitgestrekt en nog maag
delijk arbeidsveld op.
44