bevreesd, dat men in een kringetje zal rond loopen en dit is de reden, waarom men zich veiligheidshalve een weg baant volgens één vaste kompasrichting, hopende hierdoor vlug de bewoonde oorden of de kust te bereiken. Deze zullen ten slotte ook worden bereikt, doch niet „vlug", want de talrijke terrein- hindemissen, welke veelal met de uiterste krachtsinspanning en vaak met levensgevaar moeten worden overwonnen, zullen deprimeerend werken op het moreel en afmattend op het physiek der zwakke broeders. Het gevolg hiervan is, dat de werkelijke misère een aanvang gaat nemen: zieken onderweg transportee ren van zieken en gewonden in zwaar geaccidenteerd terrein vertraging van het marschtempo verzwakking van het lichaam wegens gebrek aan voedsel en uiteindelijk algeheele lichaams uitputting. Als de wanhoop nabij is, besluiten sommige patrouille commandanten als laatste redmiddel in 's hemelsnaam maar de bedding van een bergriviertje te volgen Dan is de misère niet meer te overzien, want het onschuldig uitziende riviertje blijkt aan de argelooze patrouille nog moeilijker te overschrijden terreinhindernissen op te leveren dan de plooiïngen van het terrein. De tocht gaat thans langs loodrechte watervallen, over glad bemoste keien en granietblokken en onder of over yer- sperringen van zware boomstammen enz. Men kan niet meer terug, noch zijwaarts afbuigen, want aan weerszijden verrijzen haast loodrechte rotswanden. De patrouille is verplicht met haar koorts- en dysenterielijders en met een leege maag de bedding van het riviertje met zijn ontelbare kronkelingen te volgen, totdat de oevers weer gelegenheid bieden, de „onbetrouwbare" rivier haastig te verlaten. De opvatting dus, dat men bij „verdwalen" of vrees voor „verdwalen" in het gebergte, één vaste richting moet houden, kunnen wij niet bewonderen. Met eenige kennis van terrein- kunde kan een juist uitgekozen bergrug een patrouille eerder uit de misère helpen dan het volgen van een vaste richting of nog ergerhet volgen van eene rivierbedding. Het Lösercomplex op den Westgrens van Gajo Loeös was, voordat de Luitenant W. Scheepens in 1936 zich met een patrouille een pad daarheen gebaand had, ter voorbereiding van de weten schappelijke exploratie, uitgaande van het Natuurkundig Genootschap onder leiding van Dr. C. J. van Steenis, nog een legendarisch gebergte. Van de z.g. „Groote vallei van Blang Kedjeren" 950 m) is de Lösertop niet waar te nemen. Om hem te kunnen zien moet men zich begeven naar enkele hooger gelegen punten buiten de „Groote vallei". Thans maken alle brigades der 1ste Divisie Marechaussee beurtelings als het ware een wandeltocht daarheen in vier nachten is de top van Blang Kedjeren uit te bereiken, terwijl een burgertoerist zelfs kans 48

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 50