1) den in wijd ovalen vorm uitzwaaienden hoofdrug blijven
volgen
2) afdalen in het dal van de Kr. Inong en aan den overkant
van dit dal over een zijrug trachten den Z. hoofdrug van het
Lösercomplex te bereiken
3) het einddoel prijs geven en den terugtocht aanvaarden naar
het bivak Bakongan.
Hij koos de 2e beslissing, en met oordeelde patrouillecom
mandant herinnerde zich n.l. op 9 Maart gebivakkeerd te hebben
nabij een knooppunt van 3 ruggen, waarvan er één in N.W.-
richting vrij geleidelijk afdaalde naar het dal van de Kr. Inong.
De patrouille maakte rechtsomkeert en doorliep in één dag de
bivakplaatsen, waar zij de nachten van 11, 10 en 9 Maart had
doorgebracht. Op 12 Maart sloeg ze weer drombivaks op den
bewusten uitlooper, die naar de Kr. Inong leidde. Terreinhinder
nissen belemmerden de brigade een vlotten patrouillegang (men
bedenke, dat een zijrug in den regel moeilijker te volgen is dan
een hoofdrug)Daardoor kon men eerst na den 13en de Kr. Inong
langs een omgevelden boomstam overtrekken.
Op 16 Maart werd geloopen langs een driehoekigen tafelberg,
die aan de Z.-zijde begrensd werd door een loodrechten rotswand
van 200 m diepte. Sporen van de z.g. klipgeit (Nemorrhaedus
sumatrensis) werden op dezen tafelberg aangetroffen.
Op 18 Maart werd de Middentop van het Lösercomplex, waar
felle, koude winden over de vlakte gierden, vlug gepasseerd.
De flora van het van 15 tot en met 18 Maart doorschreden terrein
had een geheel ander aspect dan men van de tropische woudflora
gewend was.
De brigade patrouilleerde gedurende deze 4 dagen door z.g.
,,blangterrein"; uitgestrekte vlakten, begroeid met een ongewone
grassoort, waarvan de sprieten kort, taai en scherp waren. Op
vele plaatsen was de vlakte bovendien dicht bezaaid rnet
verkoolde, bladerlooze boomen van 4 a 5 m hoogte. Op de hel
lingen van den Middentop liet de patrouille zich de wilde
frambozen goed smaken.
Op 19 Maart werd de 3400 m hooge Oosttop van het Löser
complex gepasseerd en thans bevond patrouillecommandant zich
weer in voor hem bekend terrein. Het spoor van de expeditie
van Dr. Steenis werd gedeeltelijk gevolgddaarna baande de
patrouille zich een weg over het Seunoeboenggebergte (het
N.-scheidingsg'ebergte van de Agoesanrivier) naar de Groote
vallei, waar ze op 23 Maart door haar wapenbroeders van de
lste Divisie Marechaussee triomfantelijk werd ingehaald.
Hoe was onderweg de verpleging geregeld Bij dergelijke
patrouilles behoeft men een marechausseebrigade niet te gelasten
zich op rantsoen te stellen, dat doet ze wel uit zich zelf. Daardoor
53