B. Z. Exc. van Dijk gaf onlangs aan de Tweede Kamer eenige toelichtingen betreffende de verhouding der kosten van een krui ser en een bommenwerper. Vice-Admiraal Mr. J. C. Jager onder wierp in het Utrechtsch Nieuwsblad van 26 November 1938 de door den Minister van Defensie gegeven cijfers en een in de Indische Gids van Nov. '38 voorkomende overeenkomstige conclusie van Dr. A. de Graaff aan een critische beschouwing, waaraan wij het volgende ontleenen. 66 ook bewezen, dat een volledige verdediging tegen vijandelijke bom menwerpers voor het oogenblik niet mogelijk is en in vele gevallen de vijandelijke vliegtuigen kans gezien hebben door de verdediging heen te komen en op een aantal belangrijke punten hun beraamden aanval uit te voeren. Uit het bovenstaande moge den lezer gebleken zijn, dat de con clusie van den heer Winston Churchill door de practijk tot op heden geenszins bevestigd wordt en veeleer het tegenovergestelde het geval is. Voor de ter zee oppermachtige Britsche vloot is het luchtwapen ongetwijfeld het grootste gevaar en dat dit terdege beseft wordt, blijkt wel uit de maatregelen, die daartegen genomen worden, en waarvan de bouw van z.g. antiluchtkruisers snelle schepen uitsluitend met luchtafweergeschut bewapend een der sprekendste is. Of al die maatregelen waarlijk afdoende zullen blijken kan slechts in een volgenden grooten oorlog blijken, die hopenlijk nog voor langen tijd verschoven wordt. Men bedenke dan tevens, dat terwijl het oorlogsschip reeds een groote evolutie heeft doorgemaakt, het groote vliegtuig nog slechts aan het begin daarvan staat en met reuzenschreden vooruitgaat, zoodat niemand kan zeggen wat de toekomst brengen zal. Het gevaar uit de lucht te neutraliseeren zal ongetwijfeld de hartewensch van eiken Engelschman zijn, maar op het oogenblik is dat in geenen deele het geval en men hoede er zich voor thans als vaststaand te beschouwen wat men gaarne zou wenschen, want dan zal maar al te duidelijk blijken dat ook in dit opzicht van toe passing is, „que les gens que vous tuez se portent assez bien". Als de concrete feiten van den Spaanschen burgeroorlog ons iets geleerd hebben, dan is het wel, dat een krachtig luchtwapen het verdedigingsmiddel bij uitstek is voor mogendheden, die de zeer kostbare slagschepen van 90 millioen gulden per schip niet kunnen betalen noch exploiteeren en toch over een deugdelijk wapen moeten kunnen beschikken, om ook den strijd tegen die kolossen met kans op succes aan te kunnen binden. Voor Engeland moge de beteekenis van het luchtwapen anders liggen, voor ons blijft het de sterkste troef bij de verdediging van onze onafhankelijkheid in Nederlandsch- Indië en wij mogen dankbaar zijn, dat de Regeering dat te rechter tijd heeft ingezien. Voor een groote mogendheid als Engeland, dat de sterkste zeemacht ter wereld heeft en daarnaast een zeer krachtige luchtmacht bouwt, kan het kostenvraagstuk van kruiser en vliegtuig hoogstens acade mische waarde hebben. Beide zullen „second to none moeten zijn en zoo ziet men dan ook, dat Kmgsley Wood op een diner van de Londensche persclub gaf te verstaan, dat zijn begrooting wel niet onder de twee honderd millioen pond zal blijven. Dat is dus veel en veel meer dan onze Rijks- en Indische begrooting voor 1939 tezamen bedragen, want met inbegrip van den kapitaaldienst, vergen deze 170 millioen pond sterling.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 68